De grote Synagoge is eigenlijk de Kleine Synagoge. Ik realiseerde mij dit onlangs na het lezen van het hoofdstuk ‘De Chazan’ uit het boek ‘Amsterdams Chazzanoet’ (van: Hans Bloemendaal e.a.). Dit hoofdstuk is geschreven door M.H. Gans. Het is wel de oudste synagoge, gebouwd in 1671, en had maar liefst 728 zitplaatsen. Dit leek toen heel veel, maar bleek al snel niet toereikend. Er werd daarom besloten tot de bouw van een nieuwe synagoge. In 1752 stond deze direct naast de Grote Synagoge en had 784 zitplaatsen. Dit was dus eigenlijk de Grote Synagoge, maar wennen is lastig en daarom bleef de oudst ook de Grote en de nieuwe of Neie Sjoel werd de Nieuwe Synagoge.
De diensten (vrijdagavond, Sjabbat en de feestdagen) kenden een vast patroon en waren volgens M.H. Gans strak gereglementeerd (calvinistischer aldus M.H. Gans). Afwijkingen werden niet getolereerd. De traditie wilde het zo. De chazan had een leidende rol en stond boven elke kritiek. Als er al kritiek was, dan ging het over ‘het koor’. Het koor bestond voor 1850 uit slechts drie personen: de chazan, de ‘sanger of singer’ (tenor) en een baszanger. Het koor waar hij hier om gaat, het godsdienstig koor) ontstond in 1860 (volgens M.H. Gans). Een oprichtingsdatum heb ik niet kunnen vinden, maar ik vertrouw op M.H. Gans dat dit klopt. Een eerste vermelding vond ik in het Nieuw Isr. Weekblad van 6 september 1867. Het ging om het volgende:
“Met uitzondering van de heeren J. J. Benjamins, J. E. Content, L. Zwartverwer, J. Gans en L. Romijn, zijn de leden van het godsdienstig zangkoor ter Groote en Nieuwe synagoge, die op Zondag J Sept. jl. hebben geadssisteerd bij de inwijding eener nieuwe wetsrol, in een locaal, ingerigt tot eene synagoge, die niet staat onder het beheer van het kerkbestuur der Nederl. Israël. Hoofdsynagoge alhier, van de verdere prestatie hunner diensten ontheven, wegens verzet tegen den hun te dien opzigte kenbaar gemaakten wensch des kerkbestuurs voornoemd.”
Om welke synagoge het gaat valt niet met zekerheid te zeggen, maar hoogstwaarschijnlijk ging het om de inrichting van een lokaal in de Jodenbreestraat. Hoewel uit een klein bericht van 30 augustus 1867 blijkt dat alle 17 werkende leden ‘hunne goede diensten’ hebben verleend, worden niet allen ontheven van hun diensten. Maar duidelijk is in ieder geval dat er met de leiding van het bestuur van de Ned. Isr. Hoofdsynagoge niet viel te spotten.
Enkele weken later volgt dit bericht: Naar wij vernemen, heeft het kerkbestuur het godsdienstig zangkoor voor de Groote en Nieuwe synagoge, op grond dat dit tot slechts 5 leden is ingekrompen, en onder voorbehoud van eene nadere regeling, ontbonden, met dankbetuiging voor de vele, veeljarige, belangloos verleende diensten. Bron: NIW van 20-09-1867
Of een en ander met elkaar te maken heeft, valt niet meer te achterhalen. Maar uit dit laatste berichtje blijkt in ieder geval dat er geen beloning in geld was voor de koorzangers (‘belangeloos verleende diensten).