Het jaar 1937 is een druk jaar voor Samuel. In januari is het net benoemd tot dirigent van het kinderkoor van de jeugdvereniging ‘Jong – Hass’, de naam van het koor is Mogein Dowied. Hij staat direct voor een grote uitdaging, hij mag met het koor een aubade brengen aan het net getrouwde Prinselijke Paar. Maar niet alleen de leden zingen mee, ook alle Amsterdamse Joodse kinderen mogen zich aanmelden. Meer over deze zanghulde in een ander hoofdstuk.
Tegelijk met de voorbereidingen van de Prinselijke aubade is Samuel ook bezig met de voorbereidingen om met het Amsterdams Joodse Koor op reis te gaan. Heel ver gaat het koor niet, maar België is toch nog een hele reis zo aan het eind van de dertiger jaren. Er staan twee a capella concerten gepland. Op 7 maart 1937 in het Koninklijk Conservatorium in Brussel en een dag later in de Grote zaal van het Koninklijk Kunstverbond in Antwerpen. Eén en ander zal plaatsvinden onder auspiciën van ‘Het Europeesch Kunst Agentschap” (E.K.A.).
Er zullen tijdens beide concerten zowel liturgische gezangen als volksliederen uitgevoerd worden, bestaande uit composities van Lewandowsky, Dr. Amira, Coldstein (of Goldstein), Rosenblatt, Rumishky, Zilbets, Donajewsky en Englander. Henri Polak zal tevreden zijn geweest.
Of de concerten in Brussel een succes zijn geworden, is niet helemaal duidelijk. De Telegraaf schrijft in een kort bericht dat de uitvoering wel goed was maar dat het vooral jammer was dat er maar zo weinig publiek is gekomen. Een reactie in het NIW is moeilijk te vinden, maar is er wel een heel kort artikel, zonder kop, waarin staat dat de liederen met grote virtuositeit werden gezongen en dat de solisten Rabbie en Gobets schitterden. Maar evenveel (weinig) aandacht is er voor het feit dat na afloop thee werd aangeboden en welke belangrijke personen er aanwezig waren. Onder hen ook Siegfried E. van Praag die de woorden van de Brusselse rabbijn D. Berman voor de Hollandse aanwezigen vertaalde.
Nee, dan wordt er meer aandacht besteed aan het jubileum van Barend Levie Muller. Veertig jaar was hij zanger in het koor van de Nieuwe en Grote Synagoge. Er waren meerdere sprekers die allen vol lof spraken over deze begaafde zanger. Barend Muller heeft aanvankelijk in profane koren gezongen. De liefde voor de synagogale zang bleek echter groter en hij is deze ‘roeping’ trouw gebleven. In totaal is hij al veertig jaar actief als zanger. Hij is solist geweest en heeft ook gedirigeerd. Als huldeblijk kreeg hij een envelop met inhoud. Tevens kreeg hij een album met daarin de namen van alle schenkers. Namens het koor van de Grote Synagoge overhandigde Samuel de jubilaris een prachtige clubfauteuil.