Samuel is vervolgens zeer positief over het Koor van de Grote Synagoge en het uitgebreide repertoire dat onder zijn leiding tot stand is gekomen. Hij verwijst ook naar de hoogtepunten van het Koor. Zo is er al drie keer voor de Koningin opgetreden en heeft het koor met de grootste gazzoniem mogen optreden. Hij heeft daarbij nog wel enige bedenkingen. Zo vertelt hij ook directeur (dirigent) te zijn van het koor van de Nieuwe Synagoge. De dirigent van dit koor (bestaande uit vier mannen) vervult zelf de baspartij. Dat kan in zijn ogen niet goed gaan.
Ook over de omvang van het koor van de Grote Synagoge heeft hij nog iets te melden. Het NIW (van 26-11-1926)verwees ook naar dit punt van kritiek. Maar Sam gaat toch iets uitgebreider in op dit punt dan wat het NIW in het eigen artikel aangeeft: “Ook zou ik gaarne 't koor in de Groote Synagoge wat grooter zien. Niet, dat 't in z'n tegenwoordige samenstelling niet massaal genoeg is, maar, als er een van de mannen ongesteld is, kan ik eigenlijk de boel wel inpakken. Ik zou wenschen, dat 't Rabbinaat ook in z'n eischen, die 't stelt aan aan te nemen koristen, wat minder zwaar op de hand was. Men moet ten slotte ook eenigermate rekening houden met de feiten. Enne. . . ja, dat is voor 'n gemeente als Amsterdam toch ook te gek, dat bij een huwelijksinzegening 3e klasse slechts een Kwartet van... 3 personen de plechtigheid eh. . . opluistert!" (BRON: De vrijdagavond; joodsch weekblad jrg 3, 1926, no 34, 19-11-1926)
Samuel is kritisch, maar genuanceerd kritisch naar mijn mening. Vooruitlopend op zijn verdere carrière zie ik geen grote problemen met het Rabbinaat over deze kwestie(s). Zover ik weet heeft het kerkbestuur van de NIHS of het Rabbinaat er geen, niet naar buiten in ieder geval, een probleem van gemaakt. Dat het Rabbinaat dit mogelijk wel heeft laten meespelen in een later kwestie, het zou kunnen. Die ‘latere kwestie’ leidde uiteindelijk tot een splitsing in een synagogaal koor, het Koor van de grote Synagoge en het Amsterdamsch Joodsche Koor.