Allereerst natuurlijk de groenteman, Tromp, in de Cillierstraat, waar ik elke dag in de schoolpauze vijf kilo's aardappelen moest halen. Wij hadden een groot gezin met veel monden en aardappelen waren een goedkoop voedingsmiddel. De aardappelen werden door mijn vader dun geschild en in een emmer bewaard tot de volgende dag. Ook de groentes werden bij Tromp gekocht. Heel wat kilo's andijvie en alle soorten kool heb ik naar driehoog gesjouwd.
Dan was er de Spar van de heer, Deutekom, in de Retiefstraat, waar mijn moeder vaste klant was. Om het haar gemakkelijk te maken, mocht zij daar op vrijdagavond de boodschappen doen. Vaak probeerde de grutter haar allerlei zogenaamde aanbiedingen aan te smeren. Een groot voordeel was dat mijn moeder alles op de lat kocht en één keer per week haar schuld afloste.
Vervolgens was er op de hoek van het Pretoriusplein onze kapper met een voor ons wat moeilijke naam, Lefheber. Tenminste zo herinner ik het mij. Eens in de zoveel weken werden we, als jongens, volgens het bloempotmodel geknipt. Of de meisjes daar ook werden gekapt, kan ik mij niet meer heugen.
Mijn moeder was van afkomst een Volendamse en haast vanzelfsprekend koos zij als bakker, Kwakman, van het Linnaeushof. De bakker leverde dagelijks zes broden en bracht ze zelfs boven. De broden werden bewaard in de kamerkast onder de trap naar boven in een grote blikken trommel, waar kort na de bevrijding de noodvoorziening in de vorm van biscuits hadden gezeten.
Dan kwam tweemaal in de week de schillenboer bij ons boven om de schillen op te halen. Etensresten hadden wij nooit, want eigenlijk was er altijd tekort aan voedsel. Het gezin was gegroeid, maar de pan niet. Tevens schilde mijn vader zo dun de aardappelen, het mesje kon je door de schil zien, dat er niet veel als rest overbleef.
Ook de melkboer, ergens uit de buurt van de Vrolikstraat, kwam aan de deur. Trouw bracht hij elke dag vijf liter melk en een fles vla boven. Ook bij hem kochten we op de reutel. Zaterdag, als Pa zijn loonzakje thuisbracht, was het afrekenen.
Verder hadden we nog een 'olieman aan' de deur. Behalve petroleum verkocht de man ook nog allerlei andere huishoudelijke artikelen. Omdat wij een elektrisch kooktoestel hadden met slechts twee pitten, had mijn moeder ook nog de beschikking over enkele petroleumstellen, een éénpits en een tweepits.
Kleding werd voor zo ver ik mij herinner bij Kreymborg in de Eerste van Swindenstraat gekocht.
Oh ja, katholiek zijnde, werd er op vrijdag vis gegeten. Meestal kochten we die bij 'ome Jaap', een broer van mijn moeder, op de Middenweg. En ook wel eens bij 'de Schreeuwers', die met een auto vol vis door de straat reden.
Dit zijn zo'n beetje de herinneringen die ik nu nog heb over de leveranciers van onze levensbehoeften.
Quirinus.