Wat we over Meijer weten, komt deels van een aanvraag voor Onderstand van 21 mei 1940. Het dossier van het ‘Gemeentelijk Bureau voor Maatschappelijken Steun’ geeft namelijk een kort overzicht van ‘de carrière’ van Meijer. In 1940 is hij ‘reiziger’ van beroep en heeft hij het vak van ‘sorteerder sigarenindustrie’ geleerd. In deze sector heeft hij verschillende patroons gehad. Zo heeft hij in 1906 gewerkt bij E.J. Asscher (Nes 96), later o.a. bij een firma Tabak op de Oudezijds Achterburgwal, bij Justus van Maurik in de Spuistraat en op het Rokin bij Scheepens of Schepers. Daarna gaat hij aan het werk als reiziger bij A.H. Duizend in de St. Anthoniesbreestraat 31. Deze laatste betrekking loopt tot augustus 1914.
Operazanger
Vanaf 1914, zo stelt het dossier, is hij ‘geruimen tijd’ verbonden als zanger bij diverse operagezelschappen, onder andere de Nederlandse Opera. Als zodanig heeft hij in zijn onderhoud kunnen voorzien tot 1922. De directeur van het Opera gezelschap was dr. G.H. Koopman. Hoewel niet heel duidelijk geschreven lijkt het alsof de verdiensten ƒ 50,-- per week waren!
In de textiel
Na 1922 is Meijer werkzaam als reiziger (in agenturen), voornamelijk in dameshandwerken. Deze handwerken betrok hij bij een firma Karpbisz & Co, Troppau (dit ligt in Silezië, het huidige Tsjechië tegen de grens met Polen). Zijn verdiensten waren zo rond de ƒ 23,-- per week. Helaas gaan de verdiensten eind jaren dertig niet goed en moeten ook zijn vrouw en zijn dochter helpen. Beide vrouwen werken in dienst van de Firma Kamperdijk (Keizersgracht 26) als naaister. Sinds de Tweede Wereldoorlog is uitgebroken (vanaf september 1939) ligt de handel van Meijer eigenlijk helemaal stil. De vrouw van Meijer is Neeltje van de Kogel, zijn dochter is Hendrekien Lea. Beide zijn sinds enige tijd ook zonder werk. De oudste zoon Max jr., 19 jaar oud, is in militaire dienst en wordt op 24 mei gedemilitariseerd. Max jr. wordt na zijn thuiskomen in ‘de gezinssterkte’ niet meegeteld. Hij wordt wel meegeteld als hij in juni 1940 een baantje vindt bij een kruidenier Poppelsdorf in de Beethovenstraat 82. Daarmee kan de uitkering (de Onderstand), naar ratio, worden verlaagd! Dit betekent dat van zijn verdiensten van ƒ 5,-- p/w er ƒ 2,-- worden afgetrokken van de uitkering.
Onderhuur
Vanaf mei-juni 1940 is er sprake van onderhuur, van meerdere onderhuurders zelf.. De onderhuurders betalen ƒ 7,50 per week terwijl de huur van de woning ƒ 7,85 per week is (het adres is Majubastraat 59 I). Hoewel ook de vrouw en de dochter van Meijer weer een eigen, zij het wisselende, verdiensten hebben, blijft de uitkering van ƒ 18,50 gehandhaafd. Naast de al eerder genoemde kinderen zijn er nog drie jongere kinderen (Louis, Juliette Christine en Estella). Na 13 augustus 1940 zijn er geen verdere aantekeningen, behalve dan dat er vanaf 1955 een nieuw rapport wordt opgemaakt.