In het tweede portiek op de Zeeburgerdijk, gerekend vanaf de Molukkenstraat richting de Schellingwouderbrug, woont op 143 achter de linkerdeur Bep van Vlijmen - Schreuders. Haar ouders woonden er al vanaf de oorlog met drie zoons en een dochter. Dat is dus Beppie. Toen haar ouders overleden waren, kon zij daar blijven wonen met inmiddels een man, zoon en dochter. Ook haar man, Barend Vlijmen, is overleden en haar kinderen zijn de deur uit. Maar zij woont er nog steeds.
Vlak na de oorlog woonde op 143, achter de rechterdeur, Cobie Veenbrink met wie mijn oudere zus bevriend was. Ik speelde in de tuin met wormen en met de kippen en konijnen van de buren. Ik was nergens bang voor, terwijl ik een aantal jaar later geen wurm aan een haakje dorst te doen als we over het muurtje aan het vissen waren. En als er later een spartelende vis aan hing, dorst ik die er niet af te halen.
Na de familie Veenbrink kwam de familie Bode naast ons wonen met drie zonen, van wie de oudste al het huis uit was. Gerrie was van mijn leeftijd en Corrie was jonger. Corrie kon geweldig zingen, zoals Heintje of Jantje Smit. Pa Bode viste graag en ging soms ’s nachts poeren. Hij klom dan over het muurtje met een houten trap (en een houten been!) naar een vlondertje om daar met een draad met visaas de aal te lokken die hij dan met een zwiep in een teil gooide. Overdag werden de palingen gerookt in hun schuurtje.
De familie na hen heette Ottens. Hij was tandtechnieker. In die tijd, eind jaren zestig, was hij voornamelijk in de weer met kunstgebitten. Ze hadden een zoon en een dochter. Zij trouwde met een echte scharrelaar, die overal wel wat aan kon verdienen. Hij was aardig en innemend. Zo zelfs dat mijn moeder al het door mijn opa (haar vader) door de jaren heen verzamelde houten gereedschap aan hem cadeau deed. “Oh, vind je die doos met oude ansichtkaarten ook mooi? Neem maar mee.” Ik woonde inmiddels niet meer thuis en weet niet wie er daarna in het benedenhuis op 143 zijn komen wonen. Mijn moeder verhuisde, toen ze begon te dementeren, van 141 naar het Flevohuis.