Als ik eindelijk het boek ’t Hooge Nest van Roxane van Iperen lees, raak ik gegrepen door de inhoud. Op pagina 330 lees ik ineens : "(…) In dezelfde barak zit ook nog Rachel van Amerongen–Frankfoorder, een joodse vrouw uit een socialistisch milieu, die naast haar baan bij de Bijenkorf illegaal werk voor het verzet heeft gedaan. Ook zij zat in dezelfde periode als het gezin Brilleslijper en het gezin Frank in kamp Westerbork en is daarna in Auschwitz beland. De vrouwen houden elkaar in de gaten, spreken elkaar moed in en ritselen op alle mogelijke plekken voedsel dat ze met elkaar delen. Er staat altijd iemand op wacht om te kijken of er eten aankomt. (…)" Ze zijn op dat moment in Bergen-Belsen.
Dat is tante Chel met wie mijn moeder jarenlang voor, nog een tijdje in en gelukkig ook nog na de oorlog in de Bijenkorf heeft gewerkt. De leiding van het mooiste warenhuis van ons land was in handen van joden en daarom werkten er ook veel joden. Dat werden er na de oorlog dus een stuk minder. Nadat tante Chel uit het concentratiekamp terugkeerde, heeft ze nog een tijdje bij mijn ouders op de Zeeburgerdijk 141 gewoond.
Mijn zus, die toen 17 jaar was, vond het op tante Chels onderarm getatoeëerde kampnummer eng. Van haar hoorde ik dat als zij zich in de keuken gewassen had, tante Chel naakt door het huis liep. Mijn moeder moest haar vertellen dat dit niet kon. Maar ze was alle schaamte voorbij door wat ze in het concentratiekamp had meegemaakt. Tante Chel is later in Israël gaan wonen, maar kwam jaarlijks nog naar ons land en logeerde dan meestal bij kennissen in Naarden aan de Zwarteweg. Eigenlijk niet eens zover van ’t Hooge Nest vandaan.