Dat bomen kappen en stelen van hout uit het Zuiderzeepark herinner ik mij nog goed. Wij woonden op Kramatweg 36, dus precies aan het plantsoen met voor ons het "Witte Weggetje" dat schuin naar beneden naar het "Zwarte Weggetje" leidde wat dan tussen het oostelijke en het middelste Jodemanussie doorliep richting Zuiderzeepark. Wij kenden enige van die knapen die, als het donker werd, met hout over het Witte Weggetje aan kwamen slepen. Dat kwam allemaal, zei mijn Pa, uit het Zuiderzeepark. Daar wij echter wisten dat het voor menige familie wat brandmateriaal aanging toen al een probleem begon te worden, spraken mijn ouders er nooit met andere mensen over. Maar die zullen het ook wel geweten hebben. Men was te allen tijde solidair men hen die dingen "organiseerden". Het was bekent dat diezelfde knapen, of andere, ook hout via de parkuitgang bij het Javaplantsoen naar huis brachten. Overigens was het allen bekend dat de politie er achterheen zat. Maar verraad - dat bestond gewoon niet!
Pas in de hongerwinter gebeurde het kappen van bomen overal en openlijk - bij ons in het plantsoen waar onze geliefde enorme linde door onze buurjongens gekapt werd en verder die prachtige populieren die destijds het Ceramplein domineerden en dat deel van mijn toenmalige schoolroute uitmaakte. En dan werden ook de tramrails van lijn 11 (die al niet meer liep) opengebroken, omdat men wist dat daaronder eiken blokken lagen. Zo begonnen de straten er steeds erger uit te zien. Mettertijd was het overal een puinhoop. Mijn moeder, een moedige vrouw die haar psychische evenwicht niet zo gauw verloor (dat kon men zich ook nauwelijks veroorloven!), kwam op een middag thuis van één van die lange looptochten naar een of andere gedoe waar men na meerdere uren in de rij gestaan te hebben zo'n kledderbrood kon kopen en viel neer op een stoel snikkend en huilend zodat wij (mijn oma en ik) er waarschijnlijk met open mond naar hebben staan kijken. Totdat mijn oma, háár moeder die bij ons in huis woonde, haar begon te troosten. Daar kon mijn moeder helemaal niet tegen en was meteen weer de oude.
Na het kappen van "onze" linde is het plantsoen nooit meer "de oude" geworden, ook niet na de nieuwe beplantingen die na de oorlog uitgevoerd werden. Dit vooral ook omdat, mèt die linde, ook een prachtige, ik schat ongeveer 8 m hoge en volle, meidoorn gekapt werd. Meidoorn bloeit nooit lang, maar elke voorjaar was die korte bloeitijd voor ons een feest om naar te kijken - die schitterende rode pracht. Al onze buren genoten van dat boompje. Van raam tot raam sprak men er over.
Ja, zo was het toen nog - men kende elkaar sinds jaren, de kinderen groeiden met elkaar op, speelden met elkaar, leerden tegelijkertijd zwemmen en schaatsen, enz. enz. Na de oorlog gewoon een heerlijke tijd waaraan ik nog zo graag terug denk.
Ad Tolhuijs, Bürglen / Zwitserland
Ad schreef dit verhaal als reactie op onderstaand verhaal
Houtdiefstal uit het Zuiderzeepark