“Ik kwam tegen 11.00 uur naar het Kastanjeplein zonder te weten wat ik ervan moest verwachten, had me afgevraagd of ik bloemen zou meenemen. Iemand nam me mee naar de archiefkast en het eerste wat ik zie waren foto’s van mijn papa en van Liesje de Vries, mijn bovenbuurmeisje van toen. Ik werd overspoeld door herinneringen en emoties, prachtige en vreselijke tegelijk”. 2768 - Namen en Nummers
Channa Walvisch werd op de laatste dag van 1936 geboren in de Vrolikstraat 80, waar haar vader op nummer 76-78 een kolenhandel had en tevens een loods waar bakfietsen gestald werden. Als peuter stond ze in een box op straat, waar ze uit klauterde om naar haar opoe op nr. 96 te gaan. “Mijn papa was een heel sociale man, die op donderdagavond , soms met mij, centjes ging brengen naar mensen in de straat die het arm hadden zodat ze op sjabbat en/of zondag goed konden eten. Hij was erg geliefd in de buurt en ik was zijn prinsesje. Ik herinner me nog winkels uit de straat, schoenmaker Premsela, de sigarenzaak van Emons, hun dochter Stien was een vriendin van mijn moeder. Op de Beukenweg het groentekeldertje van Juutje Nebig, de ijscowinkel en van Embden’s speelgoedwinkel . Tijdens de opheffingsuitverkoop ( 1941 of 1942 ?) heeft mijn vader een mooie pop voor mij gekocht, een van de weinige dingen van vroeger die ik nog altijd heb.”
Channa – toen nog Henny – herinnert zich de vroege kindertijd als de mooiste tijd van haar jeugd. Toen ze drie en een half jaar was begon de oorlog en haar moeder voelde de dreiging. “Om mij van de straat te halen regelde Stien Emons dat ik in september 1940 naar de Christelijke kleuterschool op de Sparrenweg mocht, al was ik er eigenlijk te jong voor. Nadat er een paar politie invallen in ons huis waren geweest omdat vader van ‘zwarte handel’ (!) werd beschuldigd ,besloot mijn moeder dat ik weg moest uit Amsterdam. Stien Emons kende een familie in ’s Hertogenbosch die wel een Joods kostgangertje in huis wilde nemen. Zij heeft mij daar tegen de zin van mijn vader, die niet kon geloven dat hier hetzelfde zou gebeuren met de Joden als in Duitsland, in het najaar van 1941 naar toe gebracht. Zij haalde mij eerste Kerstdag op omdat ik mijn vijfde verjaardag thuis mocht vieren. Ik was erg verwaarloosd en zat onder de luizen,tot mijn grote vreugde hoefde ik niet meer terug. In juli 1942, nadat ik mijn grootouders,tante en neefje van huis heb zien ophalen, besloot mijn moeder opnieuw dat ik weg moest uit Amsterdam. Op een ochtend werd ik opgehaald door ‘oom’ Hannes Boogaard, een boer uit de Haarlemmermeer en was mijn onderduik begonnen “. ( Lees hieronder meer over de onderduik) . In 1943 zijn Channa’s ouders ook ondergedoken in de Haarlemmermeer, haar vader is daar verraden voor ‘kopgeld’ en in april 1944 vermoord in Auschwitz.
In juli 1945 keerde Channa terug naar de Oosterparkbuurt, om de hoek van de Vrolikstraat. Het bleek dat haar ouders voor ze gingen onderduiken op het Iepenplein nr.33 een bovenwoning hadden gehuurd op naam van Jaap Wijman, die zou gaan trouwen met Liesje de Vries, het bovenbuurmeisje uit de Vrolikstraat. Maar Joden mochten toen niet meer met niet-Joden trouwen en Liesje is ook vermoord. Channa’s moeder woonde in juli al op dat adres en in augustus kwam Channa’s broertje – geboren in mei 1944- eveneens ‘thuis’.
“Hij en ik zijn de enige van onze familie Walvisch die de onderduik overleefd hebben. Al snel ging ik elke dag in de Vrolikstraat langs de huizen en belde aan waar mijn familie en bekenden hadden gewoond, maar er werd altijd opengedaan door vreemde mensen. Ik rende dan weg, de mensen werden boos want dachten dat ik aan het belletje trekken was en ik begon te beseffen dat MIJN straat mijn straat niet meer was”.
In juli 1946 hertrouwde Channa’s moeder, haar stiefvader las ‘De Waarheid’ . “Daarin las ik dat dwangarbeiders uit Polen en Duitsland terug kwamen op het Centraal Station. Ik pikte geld uit mijn moeders beurs om een perronkaartje te kopen en spijbelde van school, ging stiekem naar het Centraal Station om te kijken of papa erbij was. Langzamerhand heb ik toen begrepen dat mijn vader nooit meer terug zou komen “.