'Et is illegale, illegale' klonk het luid met een zwaar Frans accent. Twee Franse zusters reageerden woedend van het balkon op 1-hoog toen we zaterdag 9 november 1981 met een hele groep mensen het huis in de Vrolikstraat kraakten, waar ik nu nog woon. Dat huis was een dichtgetimmerd illegaal pension, daarvoor bewoond door enkele Surinaamse families, alleenstaande Turken en Marokkanen en een paar studenten: in totaal 19 mensen. Ze woonden op halve etages en betaalden vorstelijke bedragen. Elke maand kon de Hindoestaanse eigenaar vier- tot vijfduizend gulden ophalen. Tot de gemeente ingreep en het pension liet dichttimmeren wegens brandgevaar en andere ernstige gebreken. Vervolgens tipte het wijkopbouworgaan ons, vier studenten. Ons huis zou binnenkort worden gesloopt en dit was misschien een alternatief. Samen met een Argentijnse moeder en dochter, gevlucht voor de generaals en Zorreguita, zouden we de vier etages en zolder weer bewoonbaar maken. De voorkraak lukte dankzij een buurvrouw van 2-hoog. Zij was een tweede-generatie Hongaarse. Via haar balkon konden we twee dagen voor de 'officiële'kraak het huis binnen om noodzakelijke voorbereidingen te treffen. De kraak zelf liep gesmeerd. De politie stelde vast dat er sprake was van leegstand en dat we er inmiddels woonden. Zelfs de Franse buurvrouwen trokken bij. Ze hadden liever Hollandse studenten naast zich, dan die 'zwartjes', zo lieten ze zich ontvallen. En zo ontstond kraakpand De 'Vrolike Noot'. Na enkele pogingen van de eigenaar om ons met hulp van detectives uit het pand te krijgen, werd het huis enkele jaren later aangekocht door het Woningbedrijf. Als enige van de oorspronkelijke krakers, woon ik er nog. Tot mijn grote genoegen.
Dit verhaaltje is een fragment uit het boek: Leven in de Vrolikstraat: een wandeling