Â
Ome Nees noemden we hem. De oom van mijn vader heette Nelis en ik bewonderde hem. Toen Van Gend & Loos nog in de stad rondreed met paard-en-wagen was hij koetsier.
Wie daarbij een mannetjesputter voor zich ziet, grof gebouwd en kort van stof, vergist zich. Ome Nees was een kalme, wijze man, die voor dag en dauw ging vissen en die vooral dol op zijn paard was. Hij is bij dat beest of hij gaat er naartoe zei zijn vrouw altijd, en als het zou kunnen bleef ie er geloof ik nog slapen ook.
Ome Nees was dan ook flink van slag toen ze in Utrecht besloten om het bedrijf te moderniseren en over te gaan op motortractie, heette dat niet zo? Ineens stonden voor het laadplatform aan de loods op de Cruquiuskade 's ochtends niet meer de vertrouwde paarden, dampend met de voerzakken aan hun hoofd. Het is hier tegenwoordig dood, zei ome Nees, wijzend op de rij vrachtwagens.
Ik was een braaf hbs'ertje. De grote vakantie naderde en ome Nees zei tegen me: 'Als je wilt kun je bij ons een aardig zakcentje bijverdienen.' En na een korte pauze: 'Krijg je meteen een beetje eelt op die handjes.'
Zo wandelde ik op een maandagochtend in alle vroegte over de bruggetjes langs de spoorbaan naar de Cruquiuskade. Ome Nees stond me op te wachten naast zijn cabine. Ik dacht dat we meteen zouden wegrijden en ik wilde instappen. 'Ho ho,' zei ome Nees, 'Eerst maar eens even inladen, denk je ook niet?'
In de enorme loods sjouwden mannen met volgeladen steekwagens, hier en daar klonk geschreeuw en vanaf de openstaande luiken hoorde je de luide ploffen van het laden van de vrachtwagens. Ome Nees gaf me een stapeltje vrachtbrieven en wees op een blok kartonnen dozen. 'Vandaag rijden we voornamelijk sigarenzaken,' zei hij, 'Dat daar zijn sigaren en sigaretten. En nou ga jij die eens fijn op die steekwagen stapelen.' De vrachtbrieven werkten als een routebeschrijving door Slotermeer. Zo, dat had ik dan alvast geleerd.
Een paar uur later zag ik de Burgemeester Van Leeuwenlaan ook in het echt, ik was nooit eerder in dit gedeelte van de stad geweest. We reden de Martinus Nijhoffstraat in.
'Tijd voor verandering,' zei ome Nees. Ik was benieuwd naar de spannende wending, maar het betekende alleen maar dat we voor even de kartonnen dozen hadden gehad en aan een enorm ledikant toe waren. Ome Nees was niet van het type dat zich afvroeg hoe de regels waren, hij dacht zelf. Dat betekende dat wij nu een enorm spiraal torsten en ome Nees vóór mij aan het hoofdeinde van het bed de drie trappen beklom. Ik hijgde. 'Soms geven ze fooi, maar meestal niet,' zei ome Nees, toen we weer naar beneden liepen.
'Zo jongen, het loopt alweer tegen enen, jij gaat eens kennismaken met mijn koffiehuis. Goeiemorgen, tante Klaar!' We dronken koffie en limonade. 'Moe?' vroeg ome Nees, me glimlachend bekijkend. 'Hm, een beetje,' zei ik. Daar kwam ik wel achter toen we op de terugweg naar de Cruquiuskade waren. Alles deed me pijn, hier en daar kreunde iets. En dit was nog pas de eerste dag van mijn maandje als bijrijder. 'Bent u nou ook verantwoordelijk voor al dat geld? vroeg ik, 'Dat moeten toch honderden guldens zijn die u vandaag heeft geïncasseerd?' 'Duizenden,' zei ome Nees, 'Straks gaan we eerst langs de kassier om dat af te dragen.'
Thuis wachtte mijn moeder me op met een kop thee. “Fris je even op,' zei mijn moeder, we gaan zo eten.' Rond zeven uur lag ik in bed. Althans, dat werd me de volgende dag verteld. Ik wist het niet meer. En zo ging dat zeker de eerste twee weken van die maand. Heet dat niet moe maar voldaan?
Â
Rob Spel ©
7 februari 2018
Â
Â
Â
Â