Â
De jaren vlak na de oorlog kan ik me goed herinneren. De melkboer en de groenteman kwamen nog aan de deur. De huisbaas ook. Of zijn neef dan, want dat was de lange man die wekelijks de huur bij ons kwam innen. We woonden op twee hoog en hij kwam naar boven tot bijna bij ons portaaltje, ik geloof dat hij mijn moeder wel mocht. Soms bespraken zij de toestand in de wereld, maar meestal ging het over bladderende verf, het aanrecht of andere krakkemik in ons oude huis in de Indische Buurt.
Die ochtend was de wc aan de beurt. 'Ik ben langzamerhand wel pissig over die wc-pot hoor,' zei ze. Ik vond dat ze gelijk had. Het porseleinen tableau van de pot was in de loop van toch zeker dertig jaren veranderd in een craquelé landschap van goor-gelige barsten.
Ze pakte de huisbaas bij zijn arm en trok hem verder de trap op. 'Kijk,' zei ze, 'je schaamt je toch dood als er visite is.' Daarbij hoorde een demonstratie. Ze trok aan de doorspoelketting. 'Ik boen me rot met vim, maar het lijkt toch of er allemaal stront tussen die barsten zit? Zie je wel, het gaat niet weg.'
De huisbaas mompelde wat, maar daarmee nam mijn moeder geen genoegen. 'Dus ik krijg wel een nieuwe hè? zei ze, en ze keek hem stralend aan. 'Ik zal het bespreken,' zei hij. Hij trok een blocnootje uit zijn binnenzak en maakte een notitie.
'Wel doen hoor!' zei ze nog en weg was-ie. De daaropvolgende week informeerde mijn moeder naar de nieuwe wc-pot. 'Er wordt aan gewerkt,' zei de huisbaas. En vertrouwelijker: 'Dat komt wel goed hoor, wijffie.'
Weken later hoorde ik hun gesprek op de trap. En?' hoefde mijn moeder alleen maar te vragen. Maar blijkbaar was het nog niet zo ver. 'Krijgen we nog een nieuwe wc, mam?' vroeg ik. 'Ik weet niet wat ze daar uitspoken, maar nee, ik heb er nog niks over gehoord.'
Mijn vader was de eerste die het merkte. Hij kwam uit de wc en riep: 'Wat is er met die wc aan de hand?' We gingen kijken. Het barstenpatroon in de pot had een verandering ondergaan, of liever gezegd: er was een stuk uit. 'Zeker weggespoeld,' zei mijn moeder. Maar daarmee was er nog geen nieuwe pot. Tot die gedenkwaardige dag.
Ik kwam uit school. Mijn moeder stond in de keuken boterhammen te smeren. 'Ging het goed op school?' vroeg ze. Vóór we gingen zitten, moest ik even naar de wc. Verbaasd zag ik hoe de straal in een wit glanzende prachtspiegeling kletterde. Hè? 'Ze zijn geweest hè, mam?'
Mijn moeder keek me aan met zo'n klein fijn lachje. 'Ja, vanochtend.' 'Mooi is-tie hoor,' zei ik, 'En toch wel goed van de huisbaas hè?' 'Nou, ook een beetje goed van mij,' antwoordde ze.
Ze pakte iets uit de keukenla: het was de hamer van mijn vader.
Â
Â
Rob Spel ©
Â
7 februari 2018