Naast Lion Blanes had Samuel nog een vriendje van Portugees Joodse afkomst. Dat was Salo (van Salomon) Lopes Quiros. Samuel kende hem mogelijkerwijze alleen als Salo Quiros. De vader van Salo, Abraham, had een koosjere slagerij in de Jodenbreestraat, samen met zijn broers Mozes en David. Abraham staat bij het Stadsarchief overigens vermeld zonder de toevoeging ‘Lopes’. Salomon is alleen met de toevoeging terug te vinden (waarom?). Salo was enig kind, hij zou een ouder broertje gehad kunnen hebben, maar die was helaas kort na de geboorte overleden.
Salo was voor wat betreft lichaamsbouw een totaal andere jongen dan Lion Blanes. Hij was voor zijn leeftijd nogal groot en fors (misschien wel dik) uitgevallen. Verder was hij in de herinnering van Samuel een brave en gevoelige jongen. Salo woonde overigens niet boven de slagerij, maar in de Ruyschstraat, op nummer 121 I.
Op school was hij het mikpunt ven velen, maar in het bijzonder van onze gymnastiekleraar. Deze fanatieke sport enthousiasteling had zijn eigen strijd aangebonden tegen de in zijn ogen te volgzame gettojood. Hij stond voor een strijdbaar Joods volk!
Salo had eigenlijk maar een strijdmiddel, zijn verstand. In intellectueel opzicht was hij ons allemaal de baas. Net als ik hield hij enorm van de door mij verzonnen ‘alsof’ spelletjes.
“Zonder uitleg te vragen ging hij meteen op in zijn denkbeeldige rol. We hadden ondermeer een ‘opsporingsbureau’, in grote geheimzinnigheid gehuld (geen van ons twee wist precies wat we aan het opsporen waren). Zonder voorafgaande waarschuwing gingen we op speurtocht om de misdadigers op heterdaad te betrappen in de een of andere stadswijk waar ze hun toevlucht hadden gezocht in steegjes, in huizen en kelder…. We voelden een enorme bevrediging over de prde die we op straat hersteld hadden.”
Slotwoord Samuel
Lion Blanes en Salo Quiros zijn verdwenen in het puin, in de verschrikkelijke maalstroom; er is niets over; niet van hen nog van hun families.