School was voor Samuel vervelend, in zijn woorden: “School was zeker het vervelendste van alles”. Gelukkig was er afwisseling, er waren ook ‘lichte dagen’. Dagen dat er iets anders op het programmastond, een wandeling of een partijtje bijvoorbeeld. Grote indruk heeft een pottenbakker gemaakt op hem en zijn medeleerlingen.
De eerste drie jaren heeft hij les van een juffrouw Frank. Zij wordt in 1932 benoemd tot onderwijzeres aan de Palacheschool en blijft dit tot in 1943. Hij heeft goede herinneringen aan haar, maar niet overdreven positief. In zijn herinneringen heeft zij altijd haar best gedaan, maar was zij weinig spontaan.
Aanvulling Frits
Juffrouw Frank is Johanna Frank, zij is geboren op 10 juli 1920 in Zevenaar. Als zij naar Amsterdam komt om te gaan werken, gaat zij in eerste inwonen bij haar neef Mozes Mendels. Later (1938) verhuist zij naar de Nieuwe Keizersgracht 62. De woningkaart geeft aan dat hier een confectiefabriek is gevestigd, het gaat opnieuw om ‘inwoning’. Op 27 mei 1940 verhuist zij opnieuw, nu naar Niersstraat 1 huis. Op dit adres gaat zij samenwonen met haar ouders: Hartog Frank en Rozette Frank – Mendels. Haar ouders verhuizen vanuit Leeuwarden, de stad waar hij vader oppervoorzanger en godsdienstonderwijzer bij de Joodse gemeente Leeuwarden was.
Johanna Frank is en blijft betrokken bij de Palacheschool en wordt regelmatig genoemd bij de schoolactiviteiten. Zo is zij in maart 1933 betrokken bij het Poerimfeest waar zij onder andere samen werkt met de muziekleraar Samuel Englander (de bekende dirigent). Later is zij betrokken bij ‘Het Vacantie Kinderfeest’.
Angsten
School was niet alleen vervelend, Samuel vertelt ook over zijn angst voor ‘vreemde W.C.’s’. Hij vond die W.C.’s met maar halve deuren helemaal niets. Als je op die WC zat, zag je de benen met de broek om hun enkels. Het leidde er toe dat hij het ‘maar ophield’, met soms de onvermijdelijke ongelukjes.
Een andere vervelend iets was het schoolzwemmen. Vanaf de 4e klas was er schoolzwemmen. Iedereen vond het leuk, zijn broers en zusters blonken er in uit, maar voor Samuel betekende het ‘zich blootgeven’. Niet alleen het uitkleden waar anderen bij waren vond hij maar niets, ook het koude water aan zijn huid vond hij afschuwelijk. Onze gymnastiekleraar, mijnheer Braunberger, was een groot voorstander van sport en dus ook de zwemsport. Hij organiseerde ook de grote zwemfeesten van de Vereniging Kennis en Godsvrucht in het Sportfondsenbad.