Terwijl hij in De Bruine Enk is, wordt zijn ‘vetkaart’ gestolen. Zonder deze vetkaart (ook wel boterkaart genoemd) kan hij geen bon bij de kok van het kamp inleveren. Mozes is daarom naar Amsterdam gegaan, maar hij moet zich een week later wel weer melden. Van de diefstal is aangifte gedaan bij de plaatselijke politie. Omdat hij in deze week dus niet heeft kunnen werken, verzoekt hij een week steun. Maar de ambtenaar voelt daar niets voor, hij verwijst dit verzoek naar de prullenmand.
Daarna lopen er twee delen van het dossier enigszins door elkaar heen. Dateerde de eerder genoemde melding van 29 december 1941, de volgende dateert van 13 oktober 1942. Voor de tussenliggende periode is een apart dossierstuk (deel) opgemaakt. Voor het eerst ook zien we de nieuwe naam voor Het Bureau M.S. verschijnen. De nieuwe naam is Het Gemeentelijk Bureau voor Sociale Zaken (ingevoerd tijdens de Duitse bezetting). Aan de indeling is verder niets veranderd. Het enige verschil met het oude dossier is dat de woorden ‘Maatschappelijken Steun’ op het titelblad onder een zwarte balk zijn verdwenen en dat Sociale Zaken er achter is getypt.
Dit nieuwe deel bevat in eerste instantie een keurig uitgewerkt overzicht van de lotgevallen van Mozes vanaf december 1941 tot zeg maar medio 1942.
In januari 1942 wordt Mozes, samen met veel andere Joodse lotgenoten, onderdeel van het systeem van de Joodse Werkkampen. Voor meer informatie over deze kampen, zie: Joodse Werkkampen.nl. Op deze website staat veel informatie over de kampen waar Mozes heeft moeten werken. Het eerste kamp waar Mozes terechtkomt is Stuifzand (in de buurt van Hoogeveen). Op 27 mei 1942 verlaat hij het kamp zonder toestemming, zo wordt vermeld. Hij vertrekt naar Amsterdam, waar hij op 19 juni door de politie uit huis wordt gehaald en overgebracht naar het Hoofdbureau van Politie. Daarna wordt hij, samen met anderen, direct overgebracht naar het Joodse Strafkamp ‘It Petgat’ (in Friesland, in de buurt van Westellingwerf).
Dat Mozes is weggelopen, zou te maken kunnen hebben met een brief van 21 april 1942. Deze brief is afkomstig van De Joodsche Raad van Amsterdam. Namens deze instantie doet A. Veffer (Hoofd Bureau Sociale Zaken) het verzoek om een aantal mannen (naam, adres en geboortedatum) in de buurt van Amsterdam te plaatsten in verband met hun familieomstandigheden.