De tweede keer dat Jacques wordt genoemd, is in verband met roodvonk. De aantekening dateert van 8 augustus 1942. Jacques wordt samen met een A. Heijligers overgebracht naar het W.G. (= Wilhelmina Gasthuis). In de epiloog van het notulenboek schrijft de heer Roet: “In Juli begon de roodvonkepidemie in ons huis. Deze stond geruime tijd in de weg aan het wegvoeren van onze jongens, hetwelk echter, tot onze grote smart heeft plaatsgevonden in al te veel gevallen. Ter typering van de situatie moge hieraan worden toegevoegd, dat de ‘Epidemie’ helemaal niet ernstig was, doch met behulp van de dokter zo lang mogelijk in het leven werd gehouden.”
Op 20 december 1942 wordt hij nog een keer genoemd. Jacques is op 26 november, samen met andere jongens, ‘opgeeischt voor Duitschland’, maar niet meegegeven.
Het is slechts uitstel van executie, want van 5 op 6 maart 1943 wordt het gebouw van het weeshuis omsingeld door de Duitse politie. De nog aanwezige ouders (lees: de alleenstaande vaders en moeders) worden op grote afstand gehouden door Amsterdams agenten. Ouders die toch nog een glimp van hun kind of kinderen willen opvangen, worden door de Amsterdamse Brandweer ‘weggespoten’.
De jongens worden begeleid door een aantal verzorgers, die geheel en al vrijwillig meegaan. Zij hebben hun plicht hooggehouden, de plicht om voor de kinderen te zorgen. Van hen en van de jongens is niets meer venomen schrijft de heer Roet:
“Het gezelschap is reeds enkele dagen na aankomst in Westerbork – op enkele uitzonderingen na – naar Polen doorgezonden voor ‘Arbeitseinsatz im Osten’.”
Jacques behoort hoogstwaarschijnlijk niet tot deze groep. Opvallend genoeg komt hij samen met zijn vader op 1 april 1943 aan in Westerbork. Wat wil het geval. De eerder genoemde Salomon Roet vermeldt in zijn 'epiloog' dat een aantal kinderen ten tijde van de ontruiming buiten het weeshuis was. Deze jongens zijn op dat moment 'dus achtergebleven' in Amsterdam. Het zou kunnen zijn dat Jacques naar zijn vader is gegaan, misschien wel gebracht.
Terug naar alle: VERHALEN VAN CARLA KAPLAN – GOBITZ
Het Einde
Jacques behoort hoogstwaarschijnlijk tot deze groep. Hij wordt op 16 april 1943 in Sobibor vermoord. Hoewel er niets over valt te zeggen, is het mogelijk dat Jacques zijn zusjes in Kamp Westerbork nog heeft kunnen zien. Net als hij, gaan zij mee met het 7e transport (13 april 1943) naar Sobibor.
Ook zijn vader en zijn twee oudere broers en zijn jongste zusje zijn in die tijd in Westerbork en ook zij gaan met hetzelfde transport naar Sobibor.
Een conclusie zou kunnen zijn dat het gehele gezin van Salomon Pront herenigd is in Kamp Westerbork.
Naast Salomon en zijn kinderen zijn er ook nog de twee grootmoeders. Het gaat om Lea Pront – Snoek (zijn moeder) en om Judith Wagenaar – Zomerplaag (zijn schoonmoeder). Beide grootmoeders zijn op 13 maart 1943 in Sobibor vermoord.