In februari 1939, mogelijk iets eerder, heeft Mozes een aanvraag gedaan voor een mantel en een deken. Op dit verzoek komt een negatief besluit. Op 1 maart 1939 krijgt hij voor zichzelf wel een paar molières, maar een japon voor zijn vrouw zit er vooralsnog niet in. Steun blijft een noodzaak aldus de bezoekende ambtenaar. Maar dan blijkt dat hij Mozes wel heeft bezocht, maar telkens niet thuis werd aangetroffen. Volgens hem moet hij door een Controleur worden nagegaan. Hieruit blijkt een nuance verschil, er is een bezoekende ambtenaar een controlerend ambtenaar. Wat de laatste anders doet, zal in het vervolg blijken.
In maart heeft Mozes een brief geschreven aan de wethouder. De eigenlijke brief is niet bewaard gebleven, maar deze wordt wel doorgespeeld aan Bureau M.S. In het dossier wordt een korte samenvatting geschreven en ook een oordeel uitgesproken:
In een schrijven aan den wethouder klaagt de man over de verstrekking van kleeding. Hij had o.a. een mantel aangevraagd voor de dochter welke mantel m.i. nog mee kon, reden waarom deze dan ook niet werd toegestaan. Evenzoo is de gevraagde deken afgewezen. De man klaagt dat als binnenkort zijn dochter gaat trouwen hij niet eens mee zou kunnen gaan naar het stadhuis en de kerk omdat hij noch zijn vrouw geschikte kleeding zouden hebben. Hij heeft echter de laatste maanden geen bovenkleeding aangevraagd, wel andere dingen.
Uit een en ander concludeert de man dat ambtenaar een hekel aan hem heeft, vermoedelijk omdat aanvrager een Jood is. Over een en ander is met man gesproken en was het slot dat hij zeide dat het niet in zijn bedoeling had gelegen den ambtenaar van anti-semiet uit te maken en was hij bereid zijn excuus aan den directeur van MS te sturen. M.i. is de gehele brief slechts geschreven om langs deze omweg kleeding voor zich en zijn vrouw los te krijgen. M.i. steun onveranderd voortzetten en brief als afgehandeld beschouwen.Men zal t.z.t. van huwelijk van de dochter nog wijziging indienen. Extra controle op man blijft.”