Het gezin van Salomon Pront en Sophia Pront – Wagenaar (6)

In gesprek met de instellingen

Auteur: Frits Slicht Frits Slicht
Danie Theronstraat 1

Dit verhaal was niet mogelijk geweest zonder Carla Kaplan - Gobitz. Ik dank en gedenk haar!

Het Joodse Meisjesweeshuis. De voorgevel van het Nederlandsch-Israëlitisch Meisjesweeshuis aan de Rapenburgerstraat 171. Bron: beeldbank SAA

Het Joodse Meisjesweeshuis. De voorgevel van het Nederlandsch-Israëlitisch Meisjesweeshuis aan de Rapenburgerstraat 171. Bron: beeldbank SAA

 

 

In een gesprek met het Nederlandsch Israëlitisch Meisjesweeshuis (NIM) geeft Salomon aan dat het met behulp van zijn gehuwde zuster (Naatje Wagenaar – Pront, zij woont om de hoek en hij gaat daar uiteindelijk ook inwonen) tot dusver wel ging. Hij ziet nu echter ook wel in dat het op den duur niet gaat en dat de jongste kinderen verzorging tekort komen. Vandaar ook zijn verzoek om de drie schoolgaande meisjes (Lea, Henriëtte en Cato) op te nemen in het meisjesweeshuis en de zesjarige Jacques op te nemen in het jongensweeshuis. Hij geeft aan dat hij zijn jongste dochter bij zijn schoonzuster heeft gebracht. Die heeft te kennen gegeven dat zij voorlopig wel voor haar wil zorgen. Het gaat om Anna.

De diverse instanties gaan zich buigen over de zaak en verzamelen de nodige gegevens. De beide weeshuizen lijken wel overtuigd van de noodzaak tot opname. De FIKA die de opname financieel mogelijk zouden moeten maken, laten het afweten.

Terug naar alle: VERHALEN VAN CARLA KAPLAN – GOBITZ

De FIKA aan het woord! Antwoord van de FIKA aan het meisjesweeshuis, 20 sept. 1941. (bron: SAA: dossier Salomon Pront).

De FIKA aan het woord! Antwoord van de FIKA aan het meisjesweeshuis, 20 sept. 1941. (bron: SAA: dossier Salomon Pront).

Een verzoek tot bijdrage wordt afgewezen, want, zo schrijven zij aan het Bestuur van het NIM:

Zooals U bekend is, wordt enerzijds alleen financieele hulp verstrekt, indien de ouders in eigen onderhoud kunnen voorzien, doch alleen voor uitbesteding der kinderen een kleine tegemoetkoming noodzakelijk is. Het betreft hier een vader, die April 1941 nog in steun was en nu volgens eigen verklaring opnieuw steun moet aanvragen, terwijl bovendien door het Gemeentelijk Bureau voor Sociale Zaken een tramkaart wordt verstrekt. O.i. kan dan ook niet gezegd worden, dat deze man financieel op eigen benen staat en om die redenen moeten wij U tot onze spijt mededelen, dat het gevraagde subsidie niet kan worden verleend.”

 

In juli 1942 wordt de situatie voor Salomon alleen nog maar vervelender. Op de 25e juli moet hij namelijk aangifte doen van diefstal. Het gaat om zijn driewielige bakfiets: gemerkt “L.v.E.” nr. 14a waarop een dekzeil met zijn naam: S. Pront. De bakfiets stond op het Jozef Daniel Meijerplein voor nummer 10. De totale waarde (en daarmee de schade) is ƒ 117,50.

Alle rechten voorbehouden

162 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe