De Militie
Als Mozes 18 jaar oud is, wordt hij gekeurd voor de militie. De keuringsdatum is op of kort voor 6 juni 1918 (6 juni is de datum v/d uitspraak). Meerdere malen kom je gezichtskenmerken tegen, helaas is dit hier niet het geval. Wel wordt zijn lengte genoemd, hij is 1 meter 62 en wordt dus goedgekeurd. Op 8 augustus 1918 gaat hij in dienst bij de 5e R.I. 2B2C 1e ged. Hoe lang hij heeft moeten dienen, is mij niet bekend. Gemiddeld dienden de militieleden één tot anderhalf jaar. Op 30 september 1922 gaat Mozes met Groot Verlof. Helaas is de website van en over de militieregisters uit de lucht, maar voor meer informatie over wat de militie nu precies inhield, verwijs ik naar de website van het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis.
Het gezin van Mozes Gobitz
Mozes staat in 1923 moment ingeschreven in de Blasiusstraat 92, met de bijzondere aantekening ‘zolder’. Zijn ouders en drie nog thuiswonende kinderen wonen overigens op 92 II. Mozes is inmiddels getrouwd op 20 juli 1921 (in Zaandam) en wel met Dina Wagenaar. Dat de vader van Jacob wordt genoemd, heeft te maken met een aanvraag van 22 januari 1922 ‘om hogere steun wegens gezinsvermeerdering’. Dit blijkt uit het Formulier van Inschrijving ‘voor de Commissie voor Steunverleening aan “uitgetrokken” sigarenmakers’. Voor meer informatie over deze Commissie verwijs ik graag naar het Stadsarchief Amsterdam.
Een jaar later wordt ook een dossier opgemaakt door het ‘Burgerlijk Armbestuur’. Uit het Formulier van Inschrijving blijken twee zaken. De eerste is logisch, Mozes werkt (of heeft gewerkt) als sigarenmaker en wel bij de firma Broekman & De Hondt. Het tweede is dat Mozes lid was van de Nederlandsche Sigarenmakers- en Tabaksbewerkersbond .
Heel erg lang zal hij geen lid zijn geweest. Op 23 april 1923 laat de vakbond weten dat Mozes geen lid meer is. Waarom melden zij dit? De aanleiding is een verzoek van het Burgerlijk Armbestuur. Zij willen namelijk weten of Mozes nog in aanmerking komt voor een crisisuitkering. Dit soort uitkeringen werd verstrekt door de vakbonden. De lengte van de uitkering hing af van het aantal gewerkte jaren en de hoogte van het loon. Mozes verdiende in 1921 ƒ 32, -- per week. Uit de gegevens blijkt dat Mozes een uitkering van zijn vakbond kreeg van ƒ 18, -- per week. Zodra die termijn is verstreken, zodra de werknemer is ‘uitgetrokken’, kan hij een aanvraag voor steun doen bij, in dit geval, het Burgerlijk Armbestuur.