Gedachten aan Ida de Boer

Een verhaal bij een naam.

Verteller: Ellen Ros
Auteur: Ellen Ros

Ze kijkt me aan met een fris, open gezicht met ingehouden glimlach. Ida de Boer. Ze is jong, ongeveer de leeftijd van mijn dochter, zo’n 25 schat ik. Ze kijkt me aan vanaf die foto in het gedenkboek van de fabriek.
Ze werkte als machine stikster bij de Hollandia-Kattenburg fabriek aan de Valkenweg inAmsterdam-Noord. Dat naaien heeft ze ongetwijfeld al vroeg geleerd. Veel Joodse vrouwen werkten in naaiateliers in de Oosterparkbuurt. Mijn eigen tantes hadden ook een naaiatelier,waarmee zij eigenlijk voor het hele gezin de kost verdienden en mijn moeder maakte daar de fijnste details met borduurwerk. Zij waren toen net zo oud als dit fotomeisje.

Hollandia Kattenburg fabriek Foto afkomstig uit Beeldbank Stadsarchief Amsterdam

Hollandia Kattenburg fabriek Foto afkomstig uit Beeldbank Stadsarchief Amsterdam

Daarom stel ik me Ida voor, zoals ze elke ochtend vroeg fietst naar het Centraal, en dan met de pont, de Valkenwegpont, over het IJ naar Noord en dan met de stroom fietsers mee naar het nieuwe gebouw van Hollandia. Het is een moderne fabriek met een goede leiding. Ze maken kwaliteitsjassen en de meisjes verdienen er goed, sommigen wel 28 gulden per week. En de inkomsten van Ida zijn, net als bij mijn eigen tantes, broodnodig in het gezin.Ida woont met haar vader Esriël, moeder Rachel en haar jongere broer Abraham twee hoog achter op de Eerste Oosterparkstraat 165. Het huis, vlakbij het OLVG, staat er al lang niet meer. Ida woont haar hele leven al in de Oosterparkbuurt, eerst op de Sparrenweg 5, 3- hoog, dan nog met een tante en met haar twee oudste zussen. Zus Lea is inmiddels getrouwd en woont in dezelfde straat, met man en zoontje, op nummer 149. Zus Jane woont boven, met man Louis, een chauffeur, en dochtertje Leny. Dat moet gezellig zijn geweest maar krap. En gehorig, je hoort ongetwijfeld de kinderen van Bruinvels en Simons beneden huilen.

Haar vader kan in de crisis nauwelijks aan geld komen, hij is meubelmaker maar verdient niet veel, hij moet zelfs een tijdje op de markt staan met schoonmaakartikelen en als de oudste dochters trouwen besluit de familie kleiner te gaan wonen. Twee hoog achter! Op elkaars lip! Maar gelukkig is Ida niet veel thuis, ze is aan het werk en ze heeft het gezellig met de meiden onder elkaar, op de fabriek, aan de machine. Soms gaan ze uit, stel ik me voor, de stad in, naar de bios of het theater, meiden onder elkaar, ze hoeft nog geen jongens.
Er is veel werk, ze moeten hele stapels regenjassen naaien voor de Duitse Wehrmacht, hun fabriek is de beste in regenjassen. Ach, het maakt Ida waarschijnlijk niet uit voor wie het is. Het is werk ... al heeft ze gehoord dat mensen in de fabriek sabotage plegen en stiekem gereedstaande partijen uniformen kapot snijden. Zou zij dat durven? De Gestapo is al eens op de fabriek geweest om onderzoek te doen. Ze heeft gerild van angst. Maar zij is onschuldig.

Dat is het begin van de oorlog. Het valt eigenlijk nog wel mee. Het gaat juist heel goed op het werk, Ida heeft het stikken in twee jaar aardig goed onder de knie. En het joodse personeel heeft een 'SPERRE', dat is toestemming om te blijven werken op de fabriek. Maar het wordt grimmiger. Het begint al met die ster, in mei, die alle Joden verplicht zijn te dragen.
Ze voelt zich gemerkt, als een dier eigenlijk. En de afgelopen maanden, niet meer naar het café of naar de bios met de meiden van werk. Want Joodse meisjes komen er niet meer in. Ze mag bijna niks meer. Zelfs geen wandelingetje in het Oosterpark. De fiets heeft ze al moeten inleveren. Ook op het werk verandert de sfeer, ze mag niet meer samen lunchen met haar vriendinnen. Joden krijgen geen bord en bestek meer en moeten beneden naar het magazijn om te eten. Alsof ze besmettelijk zijn.

En die razzia's zijn doodeng. Er is een grote staking over geweest. De arbeiders uit Noord stonden met gebalde vuisten voor de fabriek en riepen de werknemers van Hollandia op om samen op te trekken naar de Dam. Ook mensen van de fabriek liepen mee. Ida heeft waarschijnlijk niet gedurfd.
Ze kan als Joods meisje beter niet opvallen. Maar hoe goed ze ook haar best doet niet op te vallen,  ze weten haar te vinden. In juli 1942 krijgt ze een brief. Velen krijgen zo'n brief. De hele buurt gonst ervan. Oproep "voor eventuele werkverruiming in Duitsland"... Bijna haar hele familie heeft een oproep gekregen. Lea en haar man, en ook Abraham, haar broer.
Ze mag maar één koffer of rugzak meenemen met wat kleren en laarzen en eten voor 3 dagen. Wat moet ze ervan denken?!? Vader zegt dat ze gewoon moeten gaan, van een beetje werken is nog nooit iemand slechter geworden. Ze kunnen beter gehoorzamen, anders kun je een hoop gedonder krijgen. Buurtgenoten zeggen dat ze niet zullen gaan. Ze denken aan onderduiken. Ook op het werk waren de afgelopen maanden mensen plotseling niet meer komen opdagen. Maar waar moet ze in hemelsnaam onderduiken? Alle familie in de buurt is even krap behuisd. Hoe kan je je in hemelsnaam verstoppen, onzichtbaar maken. Alles hoor je in deze huizen. Alles. Ze kan er niet van slapen.... zal Lea gaan? Zal Abraham gaan? Moet ze naar vader luisteren? Wat zou ikzelf hebben gedaan? Wat zou ik tegen mijn eigen dochter van 26 jaar hebben gezegd? Zou ik braaf hebben gedaan wat me opgedragen werd, of misschien, niet braaf, zou ik toch hebben gehoorzaamd omdat ik dacht daarmee erger te voorkomen...? Of misschien had ik het gevoeld, aangevoeld dat het niet goed zou aflopen. Had ik iets kunnen organiseren? Onderduiken. Bij familie op het platteland. Zou ik berichten van Radio Oranje hebben gehoord, berichten wat er met Joden in Polen gebeurde? Of had ik mijn radio al lang gehoorzaam ingeleverd? Was ik dan maar afgegaan op wat mij werd geadviseerd in het Weekblad van de Joodse Raad? Was Ida naïef?

Juli 1942 besluit Ida de Boer, zich 's avonds met haar koffer te melden bij een van de drie verzamelplekken in de stad.

Alle rechten voorbehouden

1158 keer bekeken

Bekijk meer afbeeldingen

Ida de Boer foto afkomstig uit gedenkboek Hollandia Kattenburg

Ida de Boer foto afkomstig uit gedenkboek Hollandia Kattenburg

2 reacties

Voeg je reactie toe
Anneke

Gedachten aan Ida de Boer

Dit indrukwekkende verhaal komt in grote trekken overheen met hetgeen mijn tante Roos mij vertelde. Met nog iemand is ze de laatste die dit nog uit eigen waarneming kon vertellen. Ze is nu ruim 97 jaar, zoveel zijn er dus niet meer die daar werkten op 11 november 1942, de dag dat de Duitsers binnenvielen.

Ondanks de sperre is dit dus toch gebeurd. Het personeel werd als geiten en bokken van elkaar gescheiden, Joods en niet-joods personeel. 

De niet-Joodse mensen mochten pas weg toen het joodse personeel was afgevoerd, zodoende konden ze de familieleden van hun joodse collega's niet waarschuwen. Lees in mijn verhaal 'De promotie van mijn tante Roos' hoe dat toeging toen mijn tante dat toch nog probeerde.

Mike de Kreek

Indrukwekkend

Wat een indrukwekkend verhaal zo van binnen uit geschreven.