Dat moet de laatste Koninginnedag op de verjaardag van toen nog Koningin Wilhelmina geweest zijn. Het was 31 augustus 1948 en ik was nog geen zes jaar. Toch herinner ik me die stralende zomerdag, wij woonden aan de zonkant van de Baweanstraat, het raam was opengeschoven en de vitrage deinde zachtjes heen en weer, alsof ook de gordijnen feest vierden.
Er werden op het Javaplantsoen kinderspelen georganiseerd, zoals zaklopen of met de steel van een lepel in je mond een rauw ei van start naar finish brengen, zeepkistenraces voor de jongens en er was een rad van fortuin. Deelname was gratis, want men had zo kort na de oorlog weinig te besteden en veel was nog op de bon. Ieder dubbeltje moest drie maal worden omgedraaid. Mijn moeder was zeer zuinig en zag zelfs nog kans iets te sparen. Toen was het niet leuk, maar je wist niet beter en nu heb ik er met terugwerkende kracht respect en waardering voor.
De oorlog had in ons gezin zijn tol geëist. Mijn vader werd als ondergedoken werkweigeraar verraden en opgepakt. Als politiek gevangene werd hij via de kampen Amersfoort en Vught in een werkkamp in Duitsland te werk gesteld, maar hij wist uiteindelijk te vluchten. Hij liep terug naar Nederland en vond een nieuw onderduikadres.Mijn eigen moeder stierf bij mijn geboorte, waarna mijn vier jaar oudere broertje bij oma terecht kwam en ik het geluk had in het gezin van de familie van der Vecht opgenomen te worden. Zij hadden een melkzaak op de hoek, zodat ik in de eerste jaren van mijn leven niet alleen genoeg zuivel, maar ook veel aandacht en liefde kreeg.Toen mijn vader na de oorlog opnieuw trouwde ging ik weer 'thuis' wonen. Dat was in dit geval drie huizen verder en voor mij nogal verwarrend. Want waar ging ik naartoe met een kapotte knie of ander kinderverdriet? Naar de melkwinkel op de hoek!
Toen op die 31e augustus de met hinkelen gewonnen ballon onderweg uit mijn handen vloog en over het dak verdween holde ik huilend de melkwinkel binnen en werd al gauw getroost met een prachtig opgestreken oranje strik in mijn haar. Wat was ik daar trots op! Ik begreep er dan ook helemaal niets van dat ik die strik niet mocht dragen.
Misschien was mijn moeder bang voor de reactie van mijn vader?
Maar op de 1 – meiviering was het anders. Amsterdam kleurde rood. De socialistische en communistische arbeidersbewegingen vierden feest en gingen in optocht door de straten. Ik mocht mee en hoorde toespraken waar ik helemaal niets van begreep en mijn vader, later zo teleurgesteld in de partij, was toen nog gelukkig en geloofde in de nieuwe toekomst, een toekomst zonder uitbuiting, onderdrukking en oorlog...
En ik, ik droeg die dag een rode strik
Anneke Koehof ©
1 mei 2017