De Parelvissers
Het is zondagmorgen. Mijn vader staat zich te scheren in de verweerde keukenspiegel tegenover de gootsteen.
Zijn bretels hangen over de afzakkende broek en hij draagt een jaeger onderhemd met korte mouwen.
We staan rug aan rug. Ik doe de afwas, een van mijn taken, je bent nu eenmaal een meisje.
De scheerkwast maakt een zuigend geluid, mijn vaders gezicht kleurt roomwit, waarin hij met het scherpe mes lange banen maakt.
Wij zingen het duet uit De Parelvissers, mijn vader de eerste en ik de tweede stem.
Dan snijdt hij zich, het bloed spuit eruit en hij vloekt als een kakelende kip die zijn ei niet kwijt kan.
'God gloeiende, gloeiende...'
Van schrik laat ik het bestek op het aanrecht kletteren.
Gelukkig brengt het stukje aluin, dat een vaste plaats heeft in de gootsteenkast naast de Keulse pot met groene zeep, verlichting.
Het bloeden wordt gestelpt, de scheerkwast doet opnieuw zijn werk en de hals van mijn vader kleurt nu lichtroze.
Wij zingen het tweede couplet.
Anneke Koehof © 2017
ov