In het najaar, op zondagmiddagen, als het al vroeg donker was en mistig, hoorde je soms ineens gehinnik en het klossen van paardenhoeven. Sinterklaas?
Nee, vanuit de Karimatastraat sjokte, op z'n dooie gemak, een enorm paard de hoek om.
Het was een Ardenner, zoals in die tijd ook werd gebruikt door de bierbrouwerijen.
Het paard trok een kraam, wit verlicht door zacht suizende gaslampen, die in het ritme van het paard meeschommelden.
Op een geschikte plaats werd langs de stoep gestopt, het paard wist wat hij moest doen, hij was het gewend.
De kraam was aan de binnenkant beplakt met een Oudhollands tegelmotief en tegen de zijkant hingen planken met geruite valletjes. Het zag er schoon en proper uit, een vrouw was druk doende met een doek om ieder spatje te verwijderen, zelfs als de kar reed ging ze daar mee door.
Voor het open zijgedeelte stond een man met een dikke buik in traditioneel kokskostuum met hoge witte koksmuts. Hij luidde een bel, die vreemd dof klonk door de mistige stille straat.
De wafelbakker, want dat was hij, bakte op een gloeiende plaat de Belgische wafels.
Als het beslag de plaat raakte klonk luid gesis en de straat werd gevuld met een warme zoete geur, het water liep je in de mond.
Je kon de wafels kopen met slagroom, jam of poedersuiker.
Soms kwamen er mensen met een bord naar buiten, maar veel verkochten ze niet.
Als we geluk hadden mochten we wel eens wat 'breuk' kopen, daar smulden we van.
Als er geen klanten meer kwamen schraapte het paard ongeduldig met zijn hoeven over de straatstenen, hij had maar een half woord nodig en de karavaan verdween weer langzaam in de mist...
Ik geef het stokje door aan Tiny van Langen
-----------------------------------------
Terug naar de "index" van "Het estafettestokje"