Wat een verschil, de huidige Kerstviering met die van vroeger.
Tegenwoordig worden de winkels leeggekocht, het een nog duurder dan het ander.
Wij waren al zielsgelukkig met een kerstboom en daar lagen heus geen cadeautjes onder. Als er weinig geld was werden er wat takken achter de schilderijen gestoken, nog maanden later vonden we de dennennaalden, droog, scherp en verkleurd.
Wat vond ik de kerstballen mooi, ik spiegelde me er in en kreeg een heel raar gezicht. De dingen in de kamer vervormden, je waande je in een sprookjeswereld. In de loop der tijden werden de ballen doffer en schilferde het bovenlaagje er af, maar als er een bal brak was het huis te klein.
Er brandden echte kaarsjes in de kerstboom, spannend maar gevaarlijk. Bij ons om de hoek, in de Karimatastraat, was eens een enorme brand, doordat de kinderen met kaarsjes hadden gespeeld.
Dat maakte op mij grote indruk en ik ben altijd bang gebleven voor uitrukkende brandweerauto's. Zo bang zelfs, dat ik als kind niet langs de brandweerkazerne in de Domselaarstraat durfde, alhoewel dat de kortste weg was naar Oma op de Kastanjeweg.
Mijn vader was elektricien en daardoor waren wij in de straat de eersten met elektrische kerstverlichting, door mijn vader gemaakt van witte elektrapijp met fietslampjes. Wij vonden het prachtig en we hebben ze nog jaren gebruikt, hoewel ze op den duur helemaal vergeelden en lang niet zo mooi waren als die van Philips.
Meestal aten we kip of rollade, toen nog een luxe.
Toch waren er wel mensen die wild aten, want 's avonds na het eten klonk het door de donkere, stille straten: “Hazen en konijnenvellen, hazen en konijnenvellen.”
Anneke Koehof 2010.