Lijn 10
Buiten adem spring ik op het Javaplein in de overvolle tram. Mijn veel te zware schooltas snijdt in mijn handen. Nu mijn abonnement zien te vinden, gelukkig, tussen dropjes, een oude boterham en kleverige stukjes papier vis ik hem op. De chagrijnige conducteur kijkt over zijn halve brilletje, trekt aan het belkoord boven zijn hoofd en knikt. Met een schok zet de tram zich in beweging. Jammer, nergens een zitplaats, ik zie ook geen bekenden. Schichtig kijk ik om me heen, als die engerd er nu maar niet is. Jezus ja hoor, daar staat ie, het zweet breekt mij uit.
'Als u een beetje doorloopt kan de rest er ook nog in,' roept de conducteur. Ik word mee opgestuwd. Die vuilak zorgt wel dat hij op zijn plaats blijft staan, zo moet ik wel in zijn buurt komen. Ik zou veel liever met de fiets naar school gaan, maar mijn moeder vindt het te gevaarlijk voor een 13-jarige.
'Je moet dwars door de stad heen. Er gebeuren zoveel ongelukken, ga nu maar met de tram, dat is veel veiliger.' Ja, ja, wat je veilig noemt... Wie rekent er nou op dat zo’n kerel het op mij heeft voorzien? De eerste keer dat het gebeurde sprak ik met een hoofd als een tomaat een oudere mevrouw aan. 'Mevrouw, mag ik bij u staan, ik word lastiggevallen door die man daar.'
'Welke man?' 'Nou, die daar,' wijs ik, maar het lijkt wel of hij is opgelost.
'Ik bemoei me er niet mee,' zegt de vrouw terwijl ze me van top tot teen opneemt. 'Je zal het er zelf wel naar gemaakt hebben. Trouwens, ik moet er hier uit.'
Ik begin bijna aan mezelf te twijfelen, is dit nu wel echt gebeurd, was het niet per ongeluk of zelfs verbeelding? Maar het gebeurde nog een keer. En weer. Daar heb je hem. Hij schuifelt ruggelings naar me toe. Ik krimp in elkaar en probeer me zo klein mogelijk te maken, maar hij doet het toch en altijd op dezelfde manier, half naast me, zijn hand door het handvat van zijn aktetas en niemand die het ziet in de overvolle tram. Ik wil het wel uitgillen, maar durf niet. Ik moet eruit denk ik en bij de volgende halte wurm ik me met geweld door de opeengepakte massa naar buiten. Ik moet het hele eind naar school verder lopen en kom voor de zoveelste keer te laat.
'Dit is al de derde keer deze week, wat heb je nu weer voor smoes?' vraagt de conciërge. 'Verslapen'. 'Alweer? Ik zal het moeten doorgeven aan de directrice, hier is een briefje, ga maar gauw naar je lokaal.'
'Wat was je weer laat, kon je je bed niet uitkomen?' vraagt mijn schoolvriendin in de pauze. Ik ken haar van de lagere school, we zaten bij juf H in de klas, net als twee andere meisjes, vaak hebben we dezelfde tram. Ik kan wel janken, zal ik het zeggen?
'Ik moet je iets vertellen, maar het is een geheim, ik wil niet dat iemand het te weten komt.' Ze zit met open mond te luisteren. Ze valt me al in de rede als ik nog niet half ben uitgepraat.
'Je bedoelt toch niet die vent met die bril en die bruine aktetas?'
'Ja, die, ken je hem dan?'
'Ken je hem dan, ken je hem dan? Dat flikt hij ook bij mij en bij de anderen'.
'Echt waar? Wat moeten we doen, ik durf het thuis niet eens te vertellen.'
'Nee, ik ook niet. Mijn moeder maakt overal zo’n drama van, dan weet de hele buurt het.'
De anderen worden erbij gehaald. Alle vier hebben we hetzelfde meegemaakt. Die vent rekent er gewoon op dat we niets durven te zeggen, wie weet hoeveel meisjes hij op die manier te pakken neemt, de smeerlap.
'We gaan naar juf H, met haar kan je alles bespreken, zij is te vertrouwen,' zegt mijn vriendin.
Na schooltijd gaan we direct op weg naar onze oude school op de Zeeburgerdijk en gelukkig treffen we juf H nog. We vertellen ons verhaal en niet één keer trekt ze onze woorden in twijfel, ze weet gewoon dat het waar is.
'Dit is iets voor de politie, kom op meiden'. We gaan naar bureau Linnaeusstraat en doen daar ons verhaal en dat verhaal heeft nog een staartje!
In de herfstvakantie stopt er een grote chique auto voor de deur, recherche. Mijn moeder is gelukkig net naar de markt en mijn broers kijken mij met open mond na. Een voor een worden we van huis gehaald en daarna naar het Hoofdbureau van Politie gebracht. We moeten apart van elkaar ons verhaal doen en nog erger, we worden met de man geconfronteerd. Hij ontkent alles en wordt, waar wij bij zitten, hard aangepakt. Later blijkt dat hij in de tram op heterdaad is betrapt en daarna gearresteerd.
'Weet je wel zeker dat dit allemaal echt gebeurd is,' vraagt mijn moeder uren later. 'Je moet je wel realiseren dat die man nu is opgepakt en dat zijn hele gezin doodongelukkig wordt. Dat heb jij dan allemaal op je geweten. Waarom heb je het me trouwens nooit eerder verteld?'
'Ik weet het niet, ik durfde het niet te zeggen, omdat ik bang was dat u het toch weer niet zou geloven,'. Ik ben behoorlijk ontdaan door de reactie van mijn moeder.
'Ja, en ik vind het maar een raar verhaal, echt weer iets voor jou, ik wil er geen woord meer meer over horen. Het eten is klaar, aan tafel.'
Â
Anneke Koehof ©
0v
Dit speelde in 1956. Namen van de onderwijzeres en mijn schoolvriendinnen noem ik, i.v.m. de privacy, liever niet.