Nieuwe schoenen

Die stomme Robinsons hebben hem gered

Indische Buurt
Javaplein - 1982 .<br />Foto: Beeldbank Amsterdam

Javaplein - 1982 .
Foto: Beeldbank Amsterdam

Alle rechten voorbehouden

Nieuwe Schoenen

'Vooruit jongens, opschieten'. Rillerig stonden we in de tochtige gang. Mijn broertje met een papieren zak, hij was die dag zeven jaar geworden en mocht trakteren.

Buiten hoorde ik de kinderen joelen, er lag sneeuw. Ik was bang voor een sneeuwbal in mijn nek en aarzelde.
'Bange griet, je durreft niet,' plaagde hij. Een bange schijterd, dat was ze, en ze was nog wel vier jaar ouder dan hij!
'Ga nou maar.' Mijn moeder gaf me een duwtje naar buiten. Mijn voeten waren nu al ijsklompjes in de te krappe rubberlaarzen.


Mijn broertje holde weg op zijn nieuwe schoenen, Robinsons. Hij had nog tegengesputterd, vond het stomme, lompe schoenen maar er was geen ontkomen aan.
'En denk erom dat je ze heel houdt!'
'Vanavond lekker boerenkool met worst,' glunderde hij, want wie jarig was mocht kiezen.

Robinson

Robinson

Alle rechten voorbehouden
Waarom voelde ik me zo raar, net alsof Sinterklaas op school kwam? Was het omdat ik de tafels van zeven en negen moest opzeggen? Nee, ik had ze goed geleerd. Voorzichtig, om niet uit te glijden, schuifelde ik langs de huizen in de Javastraat. Gelukkig, die enge hond lag niet in het portiek, zeker te koud. Bij het Javaplein was het opletten geblazen, er reden twee trams en vooral lijn 10 scheurde als een gek door de bocht. Daar had je hem net, de mensen slingerden buiten aan de achterbalkons.
De bloemenman was er niet en de visboer sloeg zich zelf met kruislingse armen over de borst. Hij had een berenmuts op en droeg handschoenen waar zijn vingers uitstaken. Ik keek naar de vissen op de kraam, die lagen er maar stijf bij met hun bolle ogen.
Half glijdend liep ik door naar het tweede gedeelte van de Javastraat, waar de winkels begonnen. Uit de bakkerswinkel op de hoek kwam een heerlijke geur van versgebakken brood. Gelukkig, ik was bijna bij school.


Om twaalf uur gingen we uit. Nu gauw naar huis, misschien was er verjaardagsvisite uit Friesland voor de jarige, hij was naar zijn Friese opa genoemd en had daardoor een streepje voor.
Plotseling hoorde ik een gillende sirene. Toch niet de brandweer, daar was ik als de dood voor sinds bij ons om de hoek een hele verdieping was uitgebrand. Maar het was een ziekenwagen die met grote snelheid in de richting van het Javaplein reed.
Mensen stonden in groepjes te praten, de visboer had zijn kraam in de steek gelaten en lijn tien stond middenin de bocht stil. De ziekenwagen stond half op de rails naast een stilstaande auto en daarachter stond een vrachtwagen. De vrachtwagenchauffeur praatte druk gebarend met een politieagent. Nu kreeg ik alweer dat rare gevoel.

Javaplein Badhuis .<br />Foto: Beeldbank Amsterdam

Javaplein Badhuis .
Foto: Beeldbank Amsterdam

Alle rechten voorbehouden

'Wat is er gebeurd?' vroeg ik aan een meisje dat ik kende als een van de zes dochters van de slager. Volgens mijn moeder hadden die mensen zoveel kinderen omdat de pastoor ieder jaar langs kwam.
'Er hing een jongetje achter die auto,' wees het meisje, 'en nu is hij hartstikke dood.'
'Wie was het,' vroeg ik geschrokken.
'Weet ik veel, hij is meteen naar de hemel gevlogen,' antwoordde het meisje.
'Hoe kan dat nou?' Weifelend keek ik naar boven.
'Als je me niet gelooft, geloof je me maar niet, stomme trut,' zei het meisje beledigd.
'Wat je zegt ben je zelf!'
De ziekenbroeders droegen de lege brancard in de ambulance, de tram kon er weer door, de visboer slofte hoofdschuddend naar zijn kraam en de menigte verspreidde zich.


Ik was er niet gerust op, mijn voorgevoel bedroog me zelden.
Het zou toch niet waar zijn dat mijn broertje naar de hemel was gevlogen en dat nog wel op zijn verjaardag! Ik rende naar huis zo snel als ik maar kon.
Mijn moeder deed open. Vreemd, ze huilde niet, maar ze keek wel boos. Ik was weer eens te laat. Mijn broertje zat in de keuken glazig naar zijn sokken te kijken, hij zag spierwit, maar gelukkig, hij leefde!
'Dat is me een mooie boel,' mopperde mijn moeder. 'Net nieuwe schoenen en kijk nu toch eens, leg dat maar eens uit!'

Robinson

Robinson

Alle rechten voorbehouden

Snikkend vertelde hij zijn verhaal. Hij had, net als de grote jongens, willen ‘sleetje pikken’ achter de bumper van een auto. Stiekem, gehurkt, bumper vasthouden en daar gaat ie dan en wel op tijd loslaten, maar de auto maakte in korte tijd zoveel snelheid dat hij dat niet durfde. Op de rijweg in de Javastraat lag minder sneeuw waardoor hij niet meer gehurkt kon blijven zitten maar languit, de neuzen van zijn schoenen over de straat slepend, aan achterbumper hing.
Tot zijn schrik kwam een vrachtauto, luid toeterend om de aandacht van de chauffeur te trekken, vlak achter hem rijden,


Vrouwen gilden, kinderen stonden als standbeelden met opengesperde monden en ogen en dat ritje duurde totdat tot de auto bij het oversteken van het Javaplein moest stoppen voor Lijn 10.
Hij liet zich direct door de toegestroomde menigte opslokken en wist zich zo behendig tussen de mensen door te wurmen dat niemand in de gaten had dat hij het slachtoffer was.
Zijn schoenen waren kaal maar niet helemaal weggesleten, die stomme Robinsons hadden hem gered.

 

Dit verhaal speelde op 10 februari 1954.

 

lees ook mijn andere winterverhalen  : Schaatsen met één been

                                                        De Tocht der Tochten in Amsterdam Oost  

Alle rechten voorbehouden

2822 keer bekeken

Roelie Spanjaard-Visser

Nieuwe schoenen

Wat een prachtig verhaal, ik werd er helemaal in meegesleept, en dat meisje zeg, die van de zes dochters, tjee..... Ook mooi met de afdrukken...