Ik heb van november 1957, toen ik drie jaar was, tot 1975 op het Pretoriusplein gewoond. Mijn moeder is er nog blijven wonen tot augustus 1999 en is toen verhuisd naar een meer comfortabele aanleunwoning op het Kramatplantsoen. Gedurende die jaren heb ik de buurt zodanig zien veranderen dat ik hem nu niet meer herken en ik me er ook op geen enkele wijze meer mee verbonden voel.
Mijn Transvaalbuurt was uit een andere tijd. De tijd van kruidenier de Gruyter, de groenteboer Roos, de melkboer de Haan (die iedere dag losse melk aan huis verkocht en daarvoor overal drie trappen op liep). Van kolenboeren die voor de winter zakken kolen naar boven hezen, door het huis sjouwden en in de kolenkast op de waranda leegden (en tot wanhoop van mijn moeder raakte het huis vol kolengruis hierdoor), tot aan de schillenboer die met paard en wagen de aardappelschillen kwam ophalen. In de jaren '60 werden de boeren mannen. Alleen de schillenboer heeft, geloof ik niet, zijn loopbaan als schillenman voortgezet.
Van mijn jongere broer kreeg ik deze foto’s. Zij geven heel symbolisch het einde van mijn ‘Pret-plein’ weer. Niet dat ik er nu treurig om ben, ik heb een leuke tijd gehad, niet alleen met mijn broers en zusters, maar ook mede dankzij buren, in het bijzonder onze bovenburen, de familie Ottes met wie wij vaak buiten en binnen speelden.
Ik wens de huidige bewoners dat ze even goede herinneringen mogen overhouden aan hun buurt als ik aan de mijne indertijd: je buurt is wat je er zelf van maakt.