Wij woonden in het ‘nette’ blok op het Pretoriusplein. De mogelijkheden om op het plein te spelen waren niet zo groot: juffrouw De Hulu en de dames Steen waakten er nauwlettend over dat ons spelen binnen zeer nauwe perken bleef. In de Transvaalstraat was wél een speelpleintje, met klimkooi, klimrekken, draaimolen, bokspringpaaltjes en een zandbak. De zandbak was bij mijn moeder overigens niet zo erg in, het was al enkele malen voorgekomen dat we al gravend op een hondendrol uitkwamen. Voor mij was het grootste probleem, behalve dat het speelpleintje zelf al enigszins verdacht was, dat de weg erheen (via de Smitstraat of via de Laing’s Nekstraat) echt bevolkt was met vijandig gezinde schoffies. Een onprettige ervaring op vierjarige leeftijd had mij daar heilig van overtuigd.
Natuurlijk, ik kan nu wel enigszins begrijpen waar mijn gevoel van onzekerheid vandaan kwam. Wij woonden niet in die straat, wij gingen daar ook niet naar school, maar zaten op een katholieke school op het Linnaeushof. En wij woonden meer ‘op stand’ dan het merendeel van de arbeiderskinderen uit de andere straten. Alhoewel wij het met ons grote gezin en de niet zo succesvolle loopbaan van mijn vader het waarschijnlijk veel minder ruim hadden. In mijn gevoel toentertijd werden wij door sommige kinderen uit de Transvaalstraat als indringers aangezien. Enfin, ik bied hierbij gelijk maar mijn verontschuldigingen aan, aan alle bewoners die ik indertijd ten onrechte als schoffies en andersoortig tuig heb beschouwd.
De schoffies uit de Transvaalstraat
Voor mij was het grootste probleem van het speelpleintje de weg erheen.
5682 keer bekeken