Met mijn klasgenootjes kon ik het goed vinden. Na school bleven we wel praten, vaak analyseerden we de afloop van de Tweede Wereldoorlog die nog vers in het geheugen (van onze ouders) lag. Op een dag werd ik als vierjarige geconfronteerd met de ‘wreedheid’ van de wereld buiten school. Een grotere jongen, een ‘schoffie’ uit de Transvaalstraat, kwam met zijn hond aan de lijn aangerend en commandeerde zijn hond met satanisch plezier: "bijt ze, bijt ze dan!!" Ik was als de dood. Met de andere klasgenootjes vluchtte ik de schoolpoort binnen, maar de jongen bleef met zijn hond op ons wachten. Soms deed hij alsof hij wegging, om even later terug te komen. Na een langdurig wegblijven verzamelden mijn klasgenootjes genoeg moed om naar huis te durven. Ik moest echter de andere kant op en kon de schoolpoort niet meer uitlopen. Ik heb gewacht tot mijn moeder, die ongerust was geworden, mij kwam zoeken. Ik verloor mijn vertrouwen in de mensheid, ik was meer onder de indruk van de gemeenheid van die jongen dan van zijn hondje. De honderd meter en de hoek tussen ons huis en de school kon ik niet meer alleen overbruggen. Gelukkig was er Ineke Weingaard. Zij kwam mij vanaf die dag trouw van huis afhalen en liep na school met me mee terug. Zij was mijn eerste vriendinnetje.
Er waren wel andere vriendinnetjes. De dochter van de stomerij uit de Pretoriusstraat die mij eens op haar verjaardag had uitgenodigd. Ik geloof dat ze een hobbelpaard had, alleen kan ik me daar weinig van herinneren. Veel later heb ik op een feestje gedanst met een leuk meisje, de dochter van fotograaf Steggerda. Ik weet nog steeds niet wat mij toen bezielde, maar ik zei dat ik liever niet uitging met meisjes in mijn buurt.
PS. Ineke, mocht je dit lezen, laat eens horen of jij je dat bange jongetje van de kleuterschool nog kunt herinneren.