In een groot gezin — in 1960 waren we met acht kinderen — wordt wel eens geruzied en door het huis gerend. Als dat teveel werd, bonsde mevrouw Rienks, de benedenbuurvrouw, met een bezem tegen het plafond (onze vloer) om te laten weten dat het welletjes was.
Buitenspelen had ook zijn beperkingen. Wij waren geen voetbalfanaten en speelden liever onschuldige balspelletjes voor de deur, zoals ‘bordje-tik’ of tikkertje met de bal. Er liep een onzichtbare lijn over de stoep die wij allemaal heel goed kenden, want als de bal daarachter kwam was de kans groot dat benedenbuurvrouw juffrouw De Hulu, van nummer 20, de deur uit kwam stormen om onze bal in beslag te nemen. Dat gebal voor haar raam kon ze niet hebben. Ach, vaak wisten we die lijn te respecteren en zoveel ballen zijn we niet kwijtgeraakt.
Dan waren er de dames Steen. Die woonden op tweehoog en waren niet meer zo vlot ter been, ze werden dus minder gevreesd. Ze waren wel de meest fervente bewaaksters van het plantsoen van het Pretoriusplein. Heel verleidelijk als kind om daar te spelen, maar al na een paar stappen op het gras, om er een bal te halen of zo, kwam eerst het waarschuwend getik tegen de ramen, vervolgens ging het raam open, en als daar geen acht op werd geslagen, kwam vijf minuten later de volkswagen van de politie langs: "jongens, willen jullie onmiddellijk het plantsoen verlaten". In het begin van de zestiger jaren viel er in de winter zoveel sneeuw dat de buurtkinderen niet meer te houden waren. Wij moesten spelen in het plantsoen: sleeën, sneeuwpoppen maken, sneeuwbalgevechten. De dames Steen hebben nog een paar keer op het raam getikt en de politie zal ook nog wel langsgekomen zijn, maar die slag was door de kinderen uit de buurt gewonnen.
Pretplein 18
Ze waren wel de meest fervente bewaaksters van het plantsoen van het Pretoriusplein.
3216 keer bekeken