Toen mijn moeder, Johanna Charlotta Verbaan, als niet-joodse, met mijn vader Simon Suesan trouwde, koos ze met heel haar hart voor hem. Niet alleen voor hem als persoon, ook voor zijn Joodse achtergrond. Wij, de kinderen, hebben het nooit vreemd gevonden. We zouden onze hele jeugd, ook daarna trouwens, Joods leven. Op mijn twaalfde heb ik ook Bat Mitzwah gedaan, van mijn moeder kreeg ik een hanger met de Joodse ster. Mijn ouders waren heel lieve mensen, die twee waren ontzettend lief met elkaar.
Mijn vader was voddenman van beroep, hij liep met een echte handkar. Hij had daar een bord bij met de tekst: “12 23 - Suesan, in- en verkoop van lompen en metalen”. Hij stond met zijn handel op het Waterlooplein, hij had een speciale voddenvergunning. Of hij een marktkaart had, weet ik niet meer. Een echte vetpot was het niet. Maar ondanks de armoede zijn we goed opgevoed, we kwamen niets te kort.
We hadden het soms zo arm dat we moesten wachten op de thuiskomst van mijn vader. Met het verdiende geld konden we dan boodschappen doen. Mijn vader kreeg daarom ook steun, van de Wijttenbachstraat. Als ik het goed had, kregen we 16 gulden per week. Toen ik op mijn 14e ging werken, werd mijn loon ingehouden op de steun.
Bij de winkel van Wagenaar konden we borgen (poffen), zodat we pas aan het eind van de week hoefden te betalen. Mijn moeder maakte ook gebruik van het Joodse spaarsysteem bij de kruidenierswinkel van Pekel, die zat op de Beukenweg. Elke week betaalde mijn moeder 14 cent. Als het Pesach was kreeg mijn moeder 100 eieren en een doos Matzes (van De Haan, Valkenburgerstraat).
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave