Toen mijn moeder met mijn vader trouwde was één zaak heel duidelijk. Hoewel zij niet Joods was, koos zij 100% voor het Joodse geloof van haar man, mijn vader. Wij als kinderen hebben eigenlijk nooit geweten dat wij niet Joods waren. Tot het uitbreken van de oorlog leefden wij geheel volgens de Joodse regels, we gingen ook naar de Joodse school. Alle Joodse feestdagen werden gevierd, op vrijdag werd altijd Sjabbat gevierd.
We woonden in een buurt waar veel Joodse mensen woonden. Dat wist je niet alleen, je kon het op vrijdag ook ruiken. Als ik op vrijdagmiddag van mijn werk kwam, kon ik aan de geuren die uit de openstaande keukenramen kwamen, ruiken welke soep er werd klaargemaakt.
Pas toen ik ging werken, op het atelier van De Vries en Soesan op de Prins Hendrikkade, leerde ik niet-joodse meisjes kennen. Die vonden het bijvoorbeeld erg vreemd als ik op zaterdag met een boterham en een plakje cake aankwam dat over was van de sjabbat-maaltijd. ‘God, Katrien’, zeiden ze dan, ‘eet je dat bij je brood?’
Later ben ik bij Van Collem, in de Plantage Middenlaan, gaan werken. Dat was naast het Rika Hoppertheater. Ik had toen ik in dienst kwam, verteld dat ik Joods was. Ik stond dus vermeld als Joods op de personeelslijst. Maar met de invoering van de Jodenster viel het op dat ik die niet droeg en de andere meisjes wel. Toen we ook nog eens controle kregen, kwam de baas naar mij toe om opheldering te vragen. Ik moest toen uitleggen dat mijn vader wel, maar mijn moeder niet Joods was. Ik had dat eerder moeten vertellen, zei hij. Omdat ik als Joods op de personeelslijst stond, hadden hij en ik bij de controle grote problemen kunnen krijgen.
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave