Ondergedoken in eigen huis

Auteur: Frits Slicht Frits Slicht
Transvaalbuurt, President Brandtstraat

‘En nu blijf je hier en als ze je op komen halen dan gaan we allemaal mee’.

Arbeidsdienst Er kwam tijdens de bezetting een speciale regeling voor werkloze Joodse mannen die gemengd gehuwd waren.<br />Aan het begin van de oorlog waren er al de werkkampen van o.a de Heidemaatschappij geweest. Deze maatregel is van een later tijdstip.<br />Uit: Het Joodsche Weekblad, 1e jrg. nr. 40 van 9 januari 1942.

Arbeidsdienst Er kwam tijdens de bezetting een speciale regeling voor werkloze Joodse mannen die gemengd gehuwd waren.
Aan het begin van de oorlog waren er al de werkkampen van o.a de Heidemaatschappij geweest. Deze maatregel is van een later tijdstip.
Uit: Het Joodsche Weekblad, 1e jrg. nr. 40 van 9 januari 1942. Door: Frits Slicht

Alle rechten voorbehouden

‘Zijn jullie nog niet weggehaald?’ Dat was de vraag die voor mijn moeder de druppel was. Zij stond er in 1943-44 al helemaal alleen voor. Mijn vader was werkloos. Vanwege die werkloosheid was hij naar een werkkamp gestuurd. Omdat hij met een niet-joodse vrouw was getrouwd bleef hij in Nederland.

Er waren verschillende werkplekken voor de zogenaamd “gemengd gehuwden”. Zo had je het Bosplan, waar mijn vader ook nog heeft gewerkt. Maar op het laatst zat hij in ’t Zand, bij Alkmaar. Mijn vader zei altijd dat hij daar met Mongolen werkte. Waarschijnlijk waren het krijgsgevangenen uit Rusland. Met Dolle Dinsdag zijn velen van hen het kamp ontvlucht, zo ook mijn vader.

Mijn moeder had ons vier meisjes inmiddels al verboden om buiten te komen. Zij was ontzettend bang dat wij toch opgepakt zouden worden. Na de vlucht van mijn vader was het gezin weer compleet, maar veilig was het niet. Als ze mijn vader hadden gepakt, was hij alsnog op transport gesteld.

Mijn moeder zei: ‘En nu blijf je hier en als ze je op komen halen dan gaan we allemaal mee’. Onze koffertjes stonden ook echt klaar. We hadden onder geen enkele voorwaarde mijn vader alleen laten gaan. Ze hebben ons tot aan het einde van de oorlog dan ook niet meer buiten gezien. Alleen mijn moeder kwam nog op straat. Ze ging met de voddenkar van mijn vader naar de Spaarndammerbuurt, zo probeerde ze nog wat te verdienen.

Op de vraag die ze zo af en toe kreeg gesteld: ‘zijn die van jou ook al weg’, was haar antwoord dat we allang weg waren. Zo hebben we ruim een jaar binnen gezeten. We hebben spelletjes gedaan, we hebben ons vreselijk verveeld, we hebben ruzie gemaakt. Ik, als oudste, zorgde verder voor het eten.

 

Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave

Alle rechten voorbehouden

2567 keer bekeken

3 reacties

Voeg je reactie toe
rene Kuiper (reina pampel)

afrikaner plein

Nou, precies hetzelfde als wij. Wij woonden in de Ben Viljoenstraat en gingen naar het Afrikaner plein. Boven de Bakker van Verwerda. Goed hé!

Piet Joon

Suesan

Mijn vader en moeder hadden een Sparwinkel (1943-1955) op de hoek van de President Brandstraat en de Reitzstraat.
Van die straten heb ik foto's bewaard om mijn herinneringen aan die fantastische buurt waar ik opgroeide te ondersteunen. Alles is tot mijn grote spijt vernieuwd dus ik herken er nu niets meer en kom er ook nooit meer. Jammer hoor!
Ik heb nog een oude foto waarop hoogstwaarschijnlijk de oude voddenkar van Suesan staat afgebeeld, eenzaam geparkeerd langs de stoep in de Pres. Brandtstraat.
Als ik die foto zie komt er steeds een oude herinnering boven:
Mijn jongste zusje, Lia, ging met mijn moeder winkelen om een nieuwe mantel kopen. Vaak kreeg Lia de gedragen kleding van mijn oudere zussen als die er uitgegroeid waren dus een nieuwe mantel was voor haar een groot feest. Omdat ons gezin (6 kinderen) de grootste moeite had om de eindjes aan elkaar te knopen, keek mijn moeder in een kledingwinkel (ik dacht op het Beukenplein) elke keer eerst naar het prijskaartje. De mantels die mijn zusje mooi vond waren steeds "te duur" na controle van het kaartje door mijn moeder.
Daar kreeg mijn (puberende) zusje zó genoeg van dat zij in de winkel verbolgen tegen mijn moeder riep: "We kunnen misschien ook wel even bij Suesan gaan kijken of hij iets heeft".
Na die brutale opmerking ging mijn geïrriteerde moeder met Lia naar huis en ging het kopen van een mantel die dag niet meer door. Waar (en óf) zij naderhand wél een mantel hebben gekocht weet ik niet meer.
Piet Joon.

Jerry Gerrit Meents

Ondergedoken

Mijn vader kwam ook niet meer op straat na dat hij thuis kwam op verlof van het werk kamp Vledder.
Wij verhuisden naar het Afrikanerplein van
de Danie theronstraat zonder vergunning.