Hoewel het geen vetpot was, verdiende mijn vader meestal genoeg om in ieder geval elke dag te eten te hebben. Hij had van de Gemeente een officiële ventvergunning gekregen. Je mocht die niet overal voor gebruiken. Hij had een vergunning om met lompen te venten. Zijn ventvergunning had nummer 1223. Met de lompenkar verdiende hij het meest. Je kreeg van de Gemeente ook een bepaalde wijk aangewezen. Je mocht dus niet overal komen met je kar.
Een en ander betekende wel dat zijn handen soms jeukten als hij zag dat er met fruit of bloemen meer viel te verdienen. Soms moest hij genoegen nemen met een kleine winst, een andere keer had hij een mazzeltje. Maar achteraf gezien, waren vooral de jaren dertig erg moeilijk. Het gaat dan echt op en af met de inkomsten. In januari 1931 kregen we bezoek van een ambtenaar van de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijken Steun. Mijn vader vertelde hem dat de periode van Kerst en Nieuwjaar erg slecht was en dat hij nauwelijks iets had verdiend.
De ambtenaar bevestigde dit in zijn verslag. Tevens constateerde hij dat de drie kinderen geen ‘dekking’ hebben. Hij doelde op het feit dat er onvoldoende dekens waren. Er wordt een bedrag van 11,65 gulden voor ons gereserveerd voor dekens. Mijn vader krijgt tevens een extra handelsgeld van 20 gulden.
Sappelen blijft het en met toestemming gaat hij naast de lompen ook met fruit en soms met bloemen uit venten. Dat het niet echt goed gaat, blijkt uit het dossier. Er wordt weer gesproken van huurschuld, er is beleend en er zou een schuld uitstaan bij bakker Levison. Gelukkig zijn de ambtenaren, zo blijkt uit het dossier, erg begaan met ons gezin!
Dit verhaal is mede gebaseerd op het dossier van S. Suesan (de vader van Katharina Blog-Suesan), bron: Gemeentearchief Amsterdam.
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave