In 1928 of 1929 gingen we verhuizen naar de President Brandstraat nr. 72. Ik ging naar de President Brandschool (op nr. 9). In hetzelfde gebouw zat ook de Joodse School op nr. 8. Hoewel ik officieel misschien niet Joods was of ben (mijn moeder was niet-joods, mijn vader wel), zijn wij altijd naar de Joodse les geweest. Ik kreeg daar les van meester Swaab met de bijnaam 'Chocolaatje'. Waarom hij die bijnaam had weet ik niet. We kregen vooral veel verhalen over de Joodse feestdagen, de geschiedenis van het Joodse volk en over Joodse gebruiken.
De President Brandschool was een goede en keurige school. Ik zat in de klas van meester Slee. Met uitzondering van één of twee kinderen waren het allemaal Joodse kinderen. Maar echt zeker weten doe ik het niet, ik heb er toen niet echt op gelet.
Je had op de school ook een grote eetzaal waar om twaalf uur ’s middags gegeten kon worden. Omdat we het thuis niet breed hadden, stuurde moeder ons naar die eetzaal. Maar wij vonden het eten daar helemaal niet lekker. Als we van school kwamen, hadden we dan ook vaak honger. Dan zei moeder altijd: ‘er is nog wel een boterham’.
Toen ik op school zat wist ik trouwens niet eens dat ik niet joods was. Om ons heen woonden eigenlijk alleen maar Joodse mensen. Thuis leefden we Joods, op elke vrijdag werd de sabbat gevierd, we deden aan alle Joodse feestdagen. Ik geloof dat ik toen niet eens besefte dat er ook andere dan Joodse mensen waren. We leefden allemaal in dezelfde buurt, als één kring, als één grote familie. Heel hecht was de buurt, als je bijvoorbeeld wist dat een familie op vrijdag geen soep had, dan ging je ze wat brengen.
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave