Indeling!
Deel 3 – Lees ook Deel 1, Deel 2
Op 20 juni 1943 wordt Mirjam Bolle, aan het eind van de ochtend, naar de Polderweg ‘gebracht’. Er zijn dan nog niet zo heel veel mensen schrijft ze. Het gaat om ongeveer zes mensen van de Joodse Raad en ziekenhuispersoneel van het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis (NIZ). Het terrein waar zij is opgevangen grenst aan het gebouw waar de marechaussee woont. Zij mogen daar gebruik maken van het toilet, om de beurt. Mirjam is positief in haar oordeel over de marechaussee (waarom is niet duidelijk, misschien omdat zij van het toilet gebruiken mogen maken).
Aanvulling F.Slicht
De marechaussee is tijdelijk, van februari 1943 tot en met juni 1945, gehuisvest in een drietal voormalige gebouwen van de Oostergasfabriek. Na de oorlog zit hier Kamp Oost. De Politieke Opsporingsdienst (later vervangen door de Politieke Recherche Afdeling) gebruikte Kamp Oost als tijdelijke detentieplek voor ‘van landverraad verdachte Nederlanders’.
De afloop
Mirjam geeft aan dat een en ander vrij gemoedelijk verloopt. Dat komt omdat zij nog steeds hoopt op steun vanuit de hoogste regionen van de Joodse Raad. Die hoop is ijdel. Zij ziet dat het personeel van het NIZ apart wordt gezet. Later hoort zij dat een enkeling van die groep nog wel is vrijgekomen en heeft kunnen onderduiken.
Samen met vele anderen wordt Mirjam naar het Muiderpoortstation gedreven. De ‘wagons’ staan al klaar. Het zijn goederenwagons, beestenwagons. Op de wand van haar wagon staat: ‘8 cheveaux’ (8 paarden). Het is drie uur in de middag.
Op het perron is het zeer druk, honderden en honderden mensen zijn bijeengedreven. Zij hoop te kunnen vluchten, maar kan geen kant op. Vele bekenden van de Joodse Raad zijn bijeengedreven en moeten de beestenwagons in. De hitte is, zo schrijft zij, ondraaglijk. De treinreis eindigt in Westerbork, het is dan negen uur.