Maar ik verzeker u, dat ik, toen ik gisteren mijn bezoek bracht aan het asyl, onder geleide van den vriendelijke mijnheer Sommer, den directeur, die nog met de hoffelijkheid van een tijd, die helaas geëindigd schijnt, zijn hof regeert, wel duizend en één honden- en kattenverhaaltjes had willen en kunnen vertellen. Want iedere hond en iedere kat, die uit mag rusten, wiens leven een wijle is stilgezet, herbergt een lot. Ik zie het aan de uitgemergelde ribbenkast van een a peu prés Hollandsen herdershond, die pas twee dagen in de haven is. Ik stel me hem voor als de overblijver van een verdronken nest, het toevallige werpsel van een teef die geen recht op vruchtbaarheid had. Ik zie hem al na zijn asyltijd vrolijk meedraven met een burgerjongetje, die eindelijk een hond mag hebben, en die op school niet weet, waar meester gebleven is met de aardrijkskunde. “Over welk land heb ik 't zo net gehad, Piet?" „Over.... over.... 't Westland meester!" “Ik dacht, dat ik over Canada aan 't vertellen was. Waar was je met je gedachten?" “Bij Caro, meester. Caro is m'n nieuwe hond, meester!" En het kereltje haakt naar twaalf uur, wanneer hij naar huis zal kunnen rennen, en hondengeblaf hem tegemoet zal komen als een vreugdefanfare.
Caro de herder (2)
Waar was je met je gedachten?" “Bij Caro, meester.
301 keer bekeken