Eindelijk meende Mimi een huisje gevonden te hebben. Tante Trui van drie hoog werd vertederd, toen het dier, terwijl ze beneden bij de groentekar stond, zich tegen haar dikke wollen kousen opstreek. Ze nam Mimi mee naar boven toe en vertroetelde de magere kat een hele dag lang. Zijn dun rosé tongetje was nog nooit zoo bedrijvig geweest. Maar tegen den avond kwam oom Jan thuis en die zei, dat hij zoon mormel niet in huis wou hebben. Hij had al genoeg aan het gebler van de zuigeling van de buren en bovendien lag zijn kanariepiet hem na aan het hart. Toen ging tante Trui huilerig en bewogen met haar eendagsliefde naar het Asyl aan den Polderweg en daar rust nu Mimi, zorgvuldig gereinigd en uitstekend, verzorgd achter de dunne tralietjes van een hok in 't kattenparadijs. Het dierenleven staat even stil, in die neutrale plaats, waar men een energiek “halte là" toeroept aan de zwarte misère die achter veel honden en katten van de stad aanrijdt, maar waar ze natuurlijk ook hun straatextases en armoebachanalen even moeten missen. Het dierenleven staat stil, totdat er een mevrouw opbelt die een mooi poesje nodig heeft, lief met kinderen, boos met muizen, daarbij kraakzindelijk, 't liefst wit, maar vooral met een zwart vlekje aan 't linkeroor. En wat men noodlot, “Schicksal", “destinée" noemt, begint weer. Toevallig beantwoordt Mimi aan al die wensen. Ze wordt uit haar levensintermezzo weggerukt, gaat in een transportkist en de auto van het Asyl bezorgt haar bij mevrouw De Vries, op de vierde avenue “Amsterdam-Zuid", waar ze uit het hok getrokken wordt, onder een canapé wegkruipt en een paar uur later even hard aan de gordijnen trekt als het de kleine Frits aan haar staart doet. Het leven staat niet meer stil. Mimi krijgt weer een persoonlijk lot.
Mimi vindt een (te-)huisje (1)
Maar tegen den avond kwam oom Jan thuis en die zei, dat hij zoon mormel niet in huis wou hebben.
630 keer bekeken