De verpleegden
Toen ik bij de Stichting Verpleegtehuizen Amsterdam (het voormalige Elisabeth-Gesticht) werkte, waren de meeste verpleegden in de eindfase van het leven. Het merendeel, misschien wel de meesten, was geestelijk en lichamelijk aan het eind. Zelf werkte ik op de afdeling met de ‘zwaarste gevallen’. Dat was in meerdere opzichten zwaar werk. Er waren mensen bij die alleen nog maar stijf in een stoel konden zitten. Andere patiënten waren ook wel agressief (uit onmacht denk ik). Ik heb wel eens een stoel naar mijn hoofd gekregen. Daar moest je dan wel mee om kunnen gaan. Wat echt niet hielp en helpt is om tegen die mensen te gaan schreeuwen of dreigen.
Wat kon wel, wat kon niet
Helaas ontkwam je er niet aan om mensen, al dan niet tijdelijk, vast te zetten. Dat was voor de veiligheid van de verpleegde én de verpleegkundigen. Het was zaak om een bepaalde toon aan te slaan. Wat je bij de ene wel kon zeggen, kon bij de ander weer niet. Maar de ervaring die je hebt, maakt dat je wel beseft wat je wel en niet kunt doen. Je liet soms ook wel eens dingen ‘gaan’ die eigenlijk verboden waren.
Aantal verpleegden
Op mijn afdeling woonden toch al gauw een ‘mannetje’ of veertig. Het waren de zwaarste gevallen. We hadden een hele vleugel van het gebouw tot onze beschikking. Ik werkte op deze afdeling met twee of drie collega’s met daarboven nog een hoofdverpleegkundige. Dat was eigenlijk ‘een habbekrats’ voor al die mensen. Het was een hele zorg hoor, die mensen waren altijd vies. Je moest er hard tegen aan om ze toonbaar te krijgen. Soms hadden ze een verkeerd gebit in, hadden ze die van een andere patiënt gepakt. Dan moest je weer op zoek naar het juiste gebit en moest er geruild worden. Zie dat maar eens uit te vinden.