Betalende patiënten
Om de kosten te drukken, werden er ook betalende patiënten opgenomen. Hoe groot het aantal was in vergelijking met het aantal patiënten dat gratis werd verzorgd, is (mij) onbekend. Duidelijk is dat de patiënten uit de eerste twee klassen een betere verzorging kregen, al was het maar vanwege het feit dat zij een eigen kamer hadden. De zitkamer van de tweede klasse was overigens meer een alkoof dan een echte zitkamer. Zij hadden langs de vertrekken ‘uitzicht’ op een tuin met wandelpaden, speciaal voor de zieken aangelegd. Volgens het Algemeen Handelsblad van 1889 lagen de patiënten uit de derde klasse op een slaapzaal met 22 bedden. Aan het eind van elke slaapzaal bevond zich een badkamer, een toilet en een ‘ruime woon- of zitkamer’. Verder was er een kleine kamer voor de verpleegster.
Vermeld werd verder dat er een afzonderlijke kamer was ingericht voor ‘lastige zieken’. Wat er precies werd bedoeld met ‘lastig’ is helaas niet duidelijk. De grote slaapzalen, zo werd vermeld, boden voor elke patiënt 50 m² lucht.
Voor de verzorging
Ten behoeve van de verzorging van de patiënten waren speciale ruimtes ingericht zoals: ruime werk- en provisiekelders, een speciale ‘waschkeuken’ (wasruimte, in de kelder) en bergplaatsen. Behalve de al genoemde waskeuken waren er verschillende keukens waar werd gekookt, zoals: een grote kookkeuken waar met stoom werd gekookt, een broodkeuken en een aparte papkeuken. Verder was er een apotheek, een provisiekamer en een linnenkamer. Zie ook de plattegrond, waar goed te zien wat zich waar bevindt (de afbeelding bij het verhaal kan helaas niet worden uitvergroot).
De Kapel
Vanzelfsprekend, het gaat tenslotte om een katholieke instelling, was er ook een kapel. Rondom de kapel bevond zich het klooster waar de ‘eerwaarde zusters’ (de nonnen) woonden. Voor die zieken die niet vervoerd mochten worden waren twee kamers ingericht van waaruit zij de dienst konden horen.