Na de oorlog ben ik bij verschillende mensen langs geweest om spullen op te halen die door mijn ouders en mijn schoonouders in bewaring waren gegeven. Soms kreeg ik wel wat terug, maar vaak kreeg ik nul op het rekest. Zo vertelde iemand mij bijvoorbeeld het verhaal dat de SS (Schutzstaffel) alle japonnen en andere kleren zou hebben weggehaald; een hele kist met kleren die mijn schoonouders hadden opgeborgen. Mijn schoonouders hadden dat gedaan met de gedachte: ‘Als we na de oorlog terugkomen, dan hebben we in ieder geval nieuwe kleren’. Maar dat zou de SS dan hebben weggehaald? Ik dacht het niet!
In de winter van ‘45-‘46 zag ik een mevrouw lopen met een winterjas aan, die was hartstikke sjiek met een zilvervos. Maar dat was toch echt de zilvervos van mijn schoonmoeder. De dochter van die mevrouw heb ik ook nog zien lopen in de kleren van mijn schoonzuster, Sientje Roselaar.
Op een keer ben ik zo boos geworden dat ik zei: ‘Neem me niet kwalijk dat ik niet vergast ben, maar ik zou wel graag de spullen terug willen’. Van schrik kreeg ik daar inderdaad alle spullen terug. Misschien was het allemaal niet veel bijzonders, het ging om het idee. De emotionele waarde was en is veel groter.
Ik draag nu nog elke dag een armband, dat was een verlovingscadeau van mijn vader en moeder. Die herinnering heb ik nog! Ik draag die armband bij wijze van spreken dag en nacht.
Bewariërs (aanvulling F.Slicht)
Hoewel er ook veel mensen zijn geweest die de in bewaring gegeven spullen terug hebben geven aan hen die de oorlog wel hebben overleefd, waren er ook de zogenaamde ‘bewariërs’. Oorspronkelijk werden ze bewaarders genoemd en had de term een positieve lading. Na de oorlog kreeg de term bewariër al vrij snel een negatieve lading.