Kort na de oorlog ben ik opnieuw verloofd. Ik verloofde mij met mijn tweede man. Ik was trouwens erg vlot zwanger. Dar had ik mijn man al voor gewaarschuwd. Ik heb hem ook gevraagd of hij wel voorbehoedsmiddelen had. Maar volgens hem zou het zo’n vaart niet lopen. Ik zei hem nog: ‘Als je op de slip van mijn hemd ligt, ben ik zwanger hoor. En zo ging het ook! Mijn eerste zoon is van de beddenplank (is zwanger van de eerste keer)’.
Ik woonde toen nog bij Tante Rika (in de Pretoriusstraat, zie het verhaal: Naar tante Rika) en toen ik haar vertelde van mijn zwangerschap zei zij: ‘Oei kind en als hij nu maar met je trouwt’.
Nou wist ik wel dat hij dat wel wilde. Ik had daarbij ook nog eens een paar goeie handen aan mijn lijf en abortus daar doen we niet aan.
Om te kunnen trouwen ben ik allerlei instanties afgeweest, ook bij het Rode Kruis. Ik had namelijk nog steeds geen officieel overlijdensbericht van mijn eerste man, Jules Roselaar. Zonder een overlijdensbericht zou ik niet kunnen en mogen trouwen. Ik ben zelfs nog bij minister Schermerhorn geweest, helemaal naar Den Haag met mijn dikke buik. Ik hoefde niet zo nodig te trouwen en mijn man ook niet. Maar mijn toekomstige schoonouders stonden op hun achterste benen.
Ik wilde van de minister weten hoe het moest als het overlijdensbericht pas na de geboorte zou afkomen. Dan kon mijn tweede man zijn kinderen niet “echten”. Uiteindelijk kreeg ik een voorlopig overlijdensbericht. Die overlijdensberichten die toen af en aan loskwamen, gaven allemaal aan: “vermoedelijk overleden” op die en die datum. Het gaf allemaal de nodige problemen, ook met erfrechtkwesties.