Bakker Schagen
Een vaste bakker hadden we niet, althans niet een winkel. Mijn moeder kocht het brood bij een man die langs de deuren ging. Volgens mij was dat brood van Bakker Schagen, die zat op de hoek van de Transvaalstraat en de Laing’s Nekstraat. Op vrijdag bakte mijn moeder vaak, zo niet altijd, een boterkoek. Omdat wij toen geen oven hadden, brachten we de boterkoek naar Bakker Schagen. Voor de dubbeltje bakte hij de boterkoek in de broodoven af.
Er waren overigens voor de oorlog veel winkels in die Transvaalbuurt. Venters en allerhande straathandelaren waren ook veel aanwezig.
Noorman de Bloemenman
Er liep nog meer straatventers bij ons langs de kade. Op vrijdag kwam Noorman en hij liep met bloemen. Hij verkocht echt alleen de bloemen van het seizoen. Zo kwam hij met tulpen en narcissen in het voorjaar. In het najaar kwam hij dan met chrysanten. Een bos bloemen kostte in dit tijd ongeveer een dubbeltje. In de winter kwam hij niet, dan waren er geen bloemen. Mijn moeder had altijd bloemen op tafel staan, tenminste als ze er waren.
De IJsboer
Er kwam trouwens ook wel eens een ijsboer langs. Ik kreeg dan wel eens zo’n ijsje met één of twee wafeltjes. Een dergelijk ijsje kostte tien cent. Als mijn moeder minder geld had, kreeg ik zo’n klein puntdingetje van vijf cent. De ijsboer had een duwkarretje.