Mijn moeder heette van haar meisjesnaam Theeboom. De familie Theeboom was in de jaren twintig rijk genoeg om zich een vakantie te kunnen veroorloven. Ze gingen trouwens ook regelmatig naar het Rembrandtsplein om op het een of andere terras te gaan zitten, bijvoorbeeld bij Miel. Opa en oma Theeboom woonden op de Nieuwe Prinsengracht, naast de kweekschool (later de lerarenopleiding van D’Witte Lelie, aanvulling F.Slicht). Opa had ook de naastgelegen panden in zijn bezit, hij had wel drie huizen. Hij was rijk geworden in de textiel. Opa stond met zijn waar op meerdere markten. Ook zijn drie zoons stonden met ‘dat spul’ op de markt. Slechts één zoon heeft de oorlog overleefd.
Opa en oma Theeboom zijn trouwens straatarm gestorven hoor, want opa heeft op zijn oude dag ‘alles verhoerd’. Opa ging op het laatst iedere middag naar het Rembrandtplein. Oma ging maar zo af en toe mee. Later, toen mijn zusje Sophie en ik wat ouder waren, mochten we op woensdagmiddag als we vrij van school waren met opa mee naar het Rembrandtplein. Mijn zusje Sophie was vier jaar ouder dan ik. We kregen dan een ‘thé complet’ (dat is thee met allerlei lekkere versnaperingen). Meestal zaten we op het buitenterras, soms ook wel binnen. Daarvan herinner ik mij verder dat er wel eens een mevrouw kwam, zo’n vrouw waarvan ik mij veel later realiseerde: ‘Verrek, dat was een hoer’.
Die kwam dan met zo’n ‘op snol’ (dat was een grote opgemaakte kuif blond haar) even naar opa toe. Dan zei opa tegen ons: ‘Nu moeten jullie even rustig een uurtje blijven zitten, opa moet even met die mevrouw mee’. Als kind denk je daar niet verder bij na. Later toen ik wat ouder was en daar aan terugdacht, bedacht ik mij dat ‘die mevrouw’ de snol van opa moet zijn geweest.