Mijn opa en oma van moederskant (Theeboom) gingen zo eens per jaar naar Parijs. Elk jaar voor ongeveer een week. Ik zal ongeveer een jaar of drie zijn geweest toen ze uit Parijs terug kwamen met twee kleine hondjes, twee dwergpinchertjes. Het waren een mannetje en een vrouwtje: Pukkie en Liesje. Pukkie en Liesje hebben niet alleen gespeeld, ze hebben ook gepaard. Ik geloof dat ze wel dertien of veertien keer jongen hebben gehad. Alle kleinkinderen mochten daar dan een hondje van uitzoeken.
Wij hadden op een gegeven moment dus ook een dwergpinchertje. Wij noemden hem Teddy. Hij zal niet veel groter zijn geweest dan vijf of zes centimeter toen wij hem kregen. Het was net een muis. Toen hij volwassen was, heeft hij nog een gouden medaille gekregen op een hondententoonstelling. Er heeft ooit een foto bestaan van dat hondje in een bierglas met een viltje er bovenop, met die medaille. Wij waren overigens niet zo van dit soort wedstrijden of tentoonstellingen. Iedereen hield echter vol dat we met dit bijzondere hondje toch echt naar een tentoonstelling moesten.
Ik denk dat we dit hondje ongeveer tien jaar hebben gehad. Toen we naar de Transvaalkade verhuisden, mocht hij beneden op een kleedje liggen, in de zon. Hij liep nooit vanuit zichzelf weg. Na ongeveer tien jaar is het hondje gestolen. Het was die dag slecht weer en mijn moeder wilde het hondje naar boven halen. Teddy bleek echter weg te zijn, hij was gestolen.
We hebben daarna altijd een hondje gehad. Ik heb na de oorlog ook altijd een hond gehad, ook nu nog. In het geheel heb ik negen honden gehad, ik heb nu mijn negende hondje.