In het middengedeelte van de Joodse begraafplaats had je ook een pad. Dat pad sloot aan op het pad van het noordelijke deel. Deze twee paden kruisten als het ware het Zwarte Paadje. Het pad over het middengedeelte liep parallel aan de sloot was volgens mij verhard en lag een beetje verscholen. Dit paadje kon je overigens alleen als ārouwstoet gangerā zien.
Als je naar de kaart van de Dienst Openbare Werken van 1936 kijkt klopt er volgens mij iets niet. Die twee paden sloten op elkaar aan. De twee doorgangen stonden recht tegenover elkaar.
Ik ben wel eens over het middengedeelte heen gelopen. Ik was er misschien wel illegaal, gekke dingen heb ik er nooit uitgehaald. Ik heb gezien dat andere mensen toch echt wel rotzooiden met overblijfselen uit de graven. Ik heb zelf gezien dat er kledingstukken met goudbrokaat lagen. Meestal waren het stukken van kleding, ook wel van fluweel. Misschien was het ook wel gebedskleding of speciale kleding voor de overledene. Af en toe lagen er ook wel botten. Niet overal kon je dat zien. Grote delen van de begraafplaats lagen verscholen onder hoog opgeschoten gras en riet. Het was er ook altijd erg drassig, vooral het middengedeelte. Richting de Valentijnkade werd het wel iets hoger en daardoor ook droger.
In het laatste, meest westelijke (of zuidelijke) deel, had je volgens mij ook de laatste begrafenissen. Echt gezien heb ik het overigens niet. Het grootste deel van de begraafplaats lag verscholen achter hoge bomen. Aan het eind en na de oorlog had je meer zicht omdat alles toen kaal gekapt was. Ook toen maakte de begraafplaats toch wel al een verwaarloosde indruk. Dat is niet alleen van de laatste tijd.
In een periode van lange droogte is er zelfs een brand geweest, ook ondergronds. Het was een echte veenbrand. Uiteindelijk heeft de brandweer het gebied onder water moeten zetten.