Het openbare zwarte weggetje was verhard met aangestampte cokes van de Oostergasfabriek. In de zomer kregen vooral kinderen ontzettend zwarte voeten. Vaak liepen ze op blote voeten in open sandalen met van die onverslijtbare spekzolen. Het was niet uit weelde dat ze op dit soort sandalen liepen, armoede was volop aanwezig in de jaren dertig.
‘Beter gesitueerden’ spraken trouwens over ‘het zwarte paadje’. Het zwarte weggetje begon onderlangs bij de Zeeburgerdijk, bij het lage gedeelte van het eerste deel van de begraafplaats. Vanaf het hogere deel van de Kramatweg en het hogere deel van de Zeeburgerdijk zag je het weggetje lopen, vanaf het brede groene talud aflopend naar het polderpeil van de begraafplaats.
Het zwarte weggetje eindigde op een stuk opgespoten land vol met hobbels en kuilen. Ik gebruikte dit weggetje om bijvoorbeeld naar de verhoogde Zeeburger sluizen te lopen, maar ook voor het driecenten bad of de botenstalling.
Die botenstalling lag bij het “Bovendiep”, een toen nog grote en mooie recreatieplas die groot genoeg was om er zeilraces te houden. Het Merwedekanaal was in die jaren trouwens nog erg smal. Als Amsterdam-Rijnkanaal werd het kanaal wel drie keer zo breed. Dat ging wel ten koste van het mooie ruime Bovendiep. Waar het zwembad lag, noemde men toen het Beneden Diep (het Nieuwe Diep).
In de jaren dertig kon de professionele zeilvrachtvaart nog ongehinderd tot in Utrecht de vrachten vervoeren. Ik heb nog diverse grote zeiltjalken gezien met soms wel hele gezinnen aan boord. Vaak hadden ze nog geen motorstuwing. Van jong tot oud hing dan soms aan de jaaglijn als er geen wind of juist tegenwind was. Ik vond dat erg zielig. Het was erg hard werken voor wel heel weinig beloning. Deze schepen worden tegenwoordig als waterwoningen (woonschepen) gebruikt en vallen vaak onder de monumentenwet.