Halverwege de Zeeburgerdijk had je voor de oorlog de hoofdingang van de Joodse begraafplaats. De Joodse begraafplaats bestaat uit drie delen. De hoofdingang was in het meest noordelijke deel. Dat deel is nu bijna helemaal weg. Dat heeft te maken met de aanleg van de Zuiderzeeweg en de bouw van de Amsterdamse Brug.
Bij de ingang had je een huis, misschien van de beheerder. Vanaf die ingang liep een recht pad naar het middengedeelte van de begraafplaats. Het pad kruiste wat wij toen het “Zwarte Weggetje” noemden. Of het toen ook een echte gebaand pad was, weet ik niet meer precies. Wel weet ik nog dat je er enorme zwarte voeten van kreeg. Die uitgang of doorgang is nu nog zichtbaar. Ook daar staat nu een (nieuw) hek.
Het gebouwtje bij de hoofdingang was een vierkant huis met een bovenetage. Het was eigenlijk een compleet huis. Ik denk toch echt dat daar een soort portier of beheerder woonde. Bij de hoofdingang had je vroeger wel een hek. Je kon niet zomaar naar binnen lopen. Je moest je bij dat huis melden. Het toegangshek was ruim genoeg voor een paard en rijtuig. Daarna werd de overledene verder gedragen, over het verharde gedeelte (een smal klinkerpad). Ik heb zelf nooit over dit pad gelopen.
Lees ook: de geschiedenis van de Joodse begraafplaats Zeeburg.
’s Winters, als het maar een beetje gevroren had, kon je trouwens gewoon over het ijs van de slootjes die om de begraafplaats liepen, de begraafplaats oplopen. Als de waterstand erg laag was, kon dat ook. Je sprong dan eenvoudig over het slootje.
Vanaf het Javaplantsoen gerekend, in de richting van de begraafplaats, had je voor de oorlog een stuk ruwe, woeste grond. De kuilen stonden vaak vol met water. Net als in de slootjes, langs het zwarte weggetje bijvoorbeeld, kon je daar kikkervisjes vangen. Je liep als het ware vanaf het talud naar beneden richting Joodse begraafplaats.