Op de Kramatweg had je vroeger, zeker aan de kant van de begraafplaats, altijd veel beplanting. Ik vond het een mooi gebied, met veel grote bomen. In de oorlog zijn de meeste, zo niet alle, bomen gekapt en opgestookt. De slootjes rond de begraafplaats zaten vol met kikkers. ’s Nachts in het voorjaar leverde dat een enorm gekwaak op. Veel mensen hadden er last van, zij konden niet slapen. Ik had daar gelukkig minder last van.
’s Winters kon je zo over het ijs naar de begraafplaats lopen. Overigens bevroor het ijs in die slootjes maar moeilijk. Ik weet niet waarom dat zo was. Het zag er altijd wat smoezelig uit dat ijs. Overigens had je er niet veel te zoeken op de begraafplaats. Voor anderen, voor een bepaald soort mensen, hing er een soort cowboyachtige sfeer. Dat hing waarschijnlijk samen met het feit dat je je op het terrein van de begraafplaats achter de grafzerken kon verschuilen. Bedenk echter wel dat er niet zo veel grafzerken meer zichtbaar waren. Ik heb het dan over de periode van kort voor de oorlog.
Met de tijd waren de meest grafstenen omgevallen of weggezakt in de zachte veenbodem. Die grafstenen waren van een soort hardsteen en soms van marmer. Er waren trouwens ook veel houten grafmonumenten, gemaakt naar het voorbeeld van stenen zerken. Die zijn allemaal verrot of vermolmd. Ik heb die eigenlijk nooit zo goed kunnen bekijken. Ik heb dat niet gewild ook trouwens, zo veel interesse had ik er nu ook weer niet voor.
Er werd ook wel gespeeld door de kinderen uit de buurt, maar je moet het niet overdrijven. Natuurlijk heb ik ze ook wel zien rotzooien met boeken die door het grondwater omhoog waren gedrukt. Misschien dat de bemaling toen niet helemaal optimaal was. Maar misschien gold dit allen voor hele natte perioden.