Mijn broer Martin.
Mijn broer Martin, die ruim 3 1/2 jaar ouder is dan ik, was erg groot voor zijn leeftijd en vader was bang dat hij daarom opgepakt zou kunnen worden. Hij heeft de geboortedatum op zijn persoonsbewijs laten veranderen. Gelukkig is hij nooit gecontroleerd, want achteraf gezien was deze vervalsing heel knullig uitgevoerd. Voor mij had dit echter wel gevolgen, want de pakketjes bladmuziek voor onze klanten moesten wel worden bezorgd. Ik kreeg van mijn ouders een oude autoped met harde banden en reed vervolgens met een volgeladen step
door de gehele stad. U zult wel begrijpen dat ik onderweg veel nare dingen heb gezien en vanwege razzia’s en versperringen vaak moest omrijden. Gelukkig is alles goed afgelopen, want u ziet het, ik ben er nog.
Hongerwinter
Onze omgeving werd steeds onrustiger, vooral in de lucht. Daarom werd er nog beter gecontroleerd of de verduistering wel in orde was. Er mocht geen sprankeltje licht van buitenaf waarneembaar zijn. Echter in de hongerwinter werd het gas en de stroom ook nog uitgeschakeld. Er was dus geen elektrisch licht meer en ook de benzine raakte op. De meest lucratieve oplossingen werden daarvoor gevonden. Onze bakker Kwakman, die een pand beheerde vanaf no. 89 tot aan de Middenweg, had een bijzondere oplossing voor dit probleem bedacht. Voor zijn banketbakkerij op no. 91 parkeerde hij zijn auto. Op deze auto had hij een grote kist laten bevestigen met daarin een langwerpige ballon gevuld met gas. Hij was niet de enige, want in de stad reden meer van dit soort omgebouwde auto’s rond.
De strijd om voedsel.
Bij onze groenteman Botman op no. 12 stond altijd een lange rij mensen te wachten, in de hoop wat groente te bemachtigen. Als de groente was uitverkocht probeerde hij met zijn paard en wagen elders zijn voorraad weer aan te vullen. Dat was helaas niet altijd succesvol en dus moesten de overgebleven klanten het elders, opnieuw proberen. Zelf heb ik ook vaak uren in de rij moeten staan om extra fruit en brood te bemachtigen. Vrachtschepen met appels legden soms aan in de Amstel bij de Berlagebrug, in het Merwedekanaal aan het einde van de Ouddiemerlaan en in de Weespertrekvaart te Diemen tegenover de Protestantse kerk die inmiddels is afgebroken. Voor brood moest ik naar de zogenaamde Broodfabriek die gevestigd was aan de Vijzelgracht. Gelukkig ben ik er steeds in geslaagd om met een zak appels of wat brood thuis te komen. Ik had echter wel vaak problemen met de zogenaamde grote mensen, want die probeerden vaak voor te dringen. Zij vonden mij maar een brutale aap omdat ik niet voor hen opzij ging.
Afweergeschut
Voor onze veiligheid waren de eerder genoemde verduisteringen toch wel noodzakelijk, want op het zogenaamde opgespoten landje achter de Jennerstraat , waar na de oorlog de wijk Jeruzalem is gebouwd, hadden de Duitsers veel afweergeschut en zoeklichten geplaatst. Vooral ’s avonds maar ook nachts was het goed raak, want dan vlogen de vliegende forten van de Geallieerden richting Duitsland en steeds over ons vertrouwde hofje. Het was dan een lawaai en gedreun van jewelste. De donkere nacht was dan heel fel verlicht door de vele zoeklichten. Rondom de vliegtuigen zag je dan zwarte wolkjes van de uiteenspattende granaten. Wij hoorden dan de vele granaatscherven tegen de ramen kletteren, op de daken en op straat vallen. De volgende morgen ging ik dan met mijn grote broertje granaatscherven, kogels en lege hulzen zoeken op de Hof. Een gedeelte van deze scherven heeft mijn oudste broer Martin nog steeds bewaard.
Luchtalarm
Iedere keer als er onraad was ging het luchtalarm af en moesten we snel naar huis of naar de dichtstbijzijnde schuilkelder. Vaak speelde ik met mijn vriendjes op het kerkplein en als dan de sirenes begonnen te loeien moesten we zo snel mogelijk onze biezen pakken. Als we niet snel genoeg reageerden dan joegen de leden van de Luchtbescherming ons naar de meest dichtbijzijnde schuilkelder. De fietsenstalling van de Hofkerk was daarvoor ingericht.
Leo Somers
Het spoorwegemplacement, tussen het Muiderpoortstation en de Kruislaan werd regelmatig door de Geallieerden beschoten. Desondanks probeerden daar sommige mensen kolen tussen het spoorweggrint uit te peuteren. Helaas was deze bezigheid niet ongevaarlijk. Om te beginnen had de bezetter dit terrein tot verboden gebied verklaard. Degenen die het toch waagden zich op dit terrein te begeven werden zonder pardon door de Duitsers en of hun
Nederlandse meelopers neergeschoten. Een van deze kolenzoekers was de tiener Leo Somers. Toen hij ontdekt was, werd hij tijdens zijn vlucht in het hoofd geschoten. Tot ieders verbazing bleef hij in leven. Het enige dat opviel was, dat hij een diepe deuk aan de rechterkant van zijn hoofd had. Dat was dus een geluk bij een ongeluk. Aan het einde van deze voordracht kom ik hier nog op terug.
------------------------------------------------
Voor het derde deel van dit verhaal ga naar Herinneringen deel 3
Klik rechts (icoontje) bovenaan op de foto en de foto wordt vergroot weergegeven.